Vandaag deel 3 van mijn essay. Waarin het model van Renzulli wordt uitgebreid met de omgeving.
Ja, maar jij bent juf
Professor Mönks, verbonden aan het CBO in Nijmegen, zette het model van Renzulli tegen een achtergrond. Een hoogbegaafd kind uit het centrum van het model van Renzulli, met hoge intellectuele vermogens, een grote motivatie en een creatief denkvermogen kan pas tot bloei komen in een stimulerende omgeving. En die omgeving bestaat uit het gezin waarin het kind opgroeit, de school en de vrienden.
Het gezin moet vooral een plek zijn waar het kind zichzelf
kan zijn, mag ontwikkelen, mag ontdekken. Een rijke omgeving, of dat nou bij
een juf thuis is, bij een kunstenaar, een politieagent, of bij een alleenstaande
moeder zonder werk.
De vrienden, daarbij gaat het niet zozeer om
leeftijdgenoten, maar meer om peers, oneerbiedig gezegd “soortgenoten”. Het is
belangrijk voor een kind om niet altijd het buitenbeentje te zijn, om anderen
om zich heen te hebben die hij begrijpt en die hem begrijpen. Dat hoeft niet
per se op een speciale school met alleen hoogbegaafde kinderen. Het kan ook in
een plusklas, bij een muziekschool of bij vriendjes in de straat. En soms moet
men iets verder zoeken. Misschien klikt het juist heel goed met kinderen van
vrienden van ouders, of heeft het kind behoefte aan speelmiddagen of andere
activiteiten van Hint of Pharos, verenigingen voor hoogbegaafde mensen.
En eveneens belangrijk: de school! Want hoe vaak gebeurt het
niet dat een kind dat thuis als peuter bloeide, ontwikkelde, ontdekte, hele
fantasieverhalen speelde, puzzels van 100 stukjes maakte, gelukkig was, op
school mee moet doen met de rest van de klas en verandert in een ongelukkig,
onwillig, en ongemotiveerd hoopje ellende. Wanneer de school het kind biedt wat
het nodig heeft, kan het tot volle bloei komen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ik vind het leuk als je een reactie achterlaat!