vrijdag 25 december 2020

Eén kaars maakt de nacht minder zwart

 "Het lontje is verzopen"

Een van de kinderen zou de kaars aansteken, maar dat was niet gelukt. De dominee schoot te hulp. Zij hield het kaarsje dat was aangestoken aan de paaskaars bij de kerstkaars in het mooie bloemstuk voor de pilaar. Ook zij kon niet goed in de kaars kijken en kreeg het vlammetje niet gaande. Ze ging op het krukje staan, dat bedoeld was voor het kaarsaansteekkind. Een beetje dichter bij de hemel, zien met eigen ogen waar ze het vlammetje moest richten. misschien hielp het. Maar ook dat mocht niet baten. De koster werd opgetrommeld, maar ook die kwam niet verder dan een even opvlammend en vervolgens weer uitdovend lontje. Het had iets verdrietigs. In deze donkere tijden hebben we licht nodig. 

Er zaten nauwelijks mensen in de kerk: alleen de mensen die een taak vervulden konden aanwezig zijn. En toch... we wisten ons verbonden met de hele gemeente, en met alle andere mensen die vandaag, waar ook ter wereld, kerst vieren. Het meisjeskoortje stond gericht op de camera en er keken zoveel mensen mee, dat de lijn het niet aan kon en het beeld was weggevallen. Dat probleem was gelukkig al snel opgelost. Een koster is vaak even onmisbaar als onzichtbaar, in zekere zin een vitaal beroep. 

Als zelfs de koster het niet op kan lossen wordt het ingewikkeld. Het was niet anders. "Het lontje is  verzopen",  was de nuchtere verklaring van de dominee. De dienst werd vervolgd, min of meer probleemloos. Het koortje zong, bescheiden en zuiver, de dominee sprak warme woorden van verbondenheid, van gemis, van anders dan anders, en van licht. 

Eén ster 
maakt de lucht minder dreigend.

Eén kaars
maakt de nacht minder zwart.

Toch jammer dat die ene kaars nou juist niet aan wilde gaan. 

Ik deed iets dat volgens de norm niet helemaal in de haak is. Dat is niet mijn gewoonte. Ik heb niets tegen regels, en houd me er meestal braaf aan. Ik pakte uit mijn tasje, dat tussen mijn voeten op de grond stond, mijn mobiele telefoon en appte naar huis. "Kun je niet even een kaars komen brengen?" Na wat heen-en-weer-geapp werd er stilletjes een klein kaarsje bezorgd. Het werd via-via doorgegeven aan de koster, die, zelfs zonder dat de dominee het in de smiezen had, het licht terugbracht in de kerk. Het vlammetje scheen vrolijk. Het donker was een beetje lichter.




donderdag 10 december 2020

Het helpte niks!


"Yes, mandarijnen!" De meeste kinderen zijn blij met het schoolfruit van vandaag. Mandarijnen lusten ze, en tot hun grote blijdschap mogen ze er twee. Een paar kinderen zijn minder enthousiast. "Ja maar juhuf.... ik lust geen mandarijijijn" "Heb je zelf fruit in je tas?" "Ja, dat wel" En weer is een niet bestaand probleem opgelost. 

De inhoud van de tassen wordt besproken. "Ik heb een appel, maar ik wil eigenlijk ook een mandarijn!" "Ik heb niks bij me, maar ik wil wel nog een mandarijn" "Ik heb een bananenbakje en daar zit een banaan in!" "ik lust geen mandarijn, maar ik heb wel een peer in stukjes" Mijn jongste mannetje, nog maar net kleuter en nog een beetje peuter tegelijk, heeft alles wat er gebeurde rustig bekeken. Als iedereen zit te eten of mandarijnen aan het pellen is, is hij er ook aan toe om zijn tas open te doen. Langzaam trekt hij aan de rits en hij kijkt naar binnen. Wat zal het zijn vandaag? Hij kijkt op van zijn tas. "Juf! "Weet je wat er in MIJN tas zit?" Ik brand van nieuwsgierigheid. en hoop stiekem dat het iets makkelijks is. "Nou?" Met grote ogen kijkt hij naar mij. "EEN ONDERBROEK!"  Proest! Die zag ik niet aankomen! Ik ben blij met ouders die weten dat een ongelukje in een klein hoekje zit en dat je op alles voorbereid moet zijn. En ook met ouders die hun kind een beetje kennen. Er blijkt nog iets in de tas van nog maar net kleuter te zitten: Een doosje met een al gepelde mandarijn. Even later heeft hij nog genoeg tijd over om lekker buiten te gaan spelen.

Dat geldt niet voor blond miepje. Die heeft de tijd kwebbelend doorgebracht en is als allerlaatste nog over met mij in de klas.

 "Hik..... juf....hik.... ik moest een hik laten!"

Grijnzend kijkt klein blond miepje  me aan, terwijl ze met haar trommeltje en haar tas rommelt. Het leven is een feestje en de hik is grappig. "Ja, ik hoor het, je hebt de hik he? " "ja,  maar ik ga nu eerst even naar de wc hoor" En weg is ze, haar tas op de grond, haar trommel op haar stoel en haar beker op de tafel achterlatend. Even opletten of dat zo nog wel netjes in haar tas verdwijnt. Maar even later is ze terug en gaat ze verder met haar spullen en haar tas, al keuvelend. 

"Ik ging mij laten schrikken, maar het is niet over." Wacht... wat zei ze nou? "Wat zeg je blond miepje? Wie ging jou laten schrikken?" Ze kijkt me aan met haar grote blauwe ogen. "Ik!" "Hoe deed je dat dan?" "Zo: HOEAAAAAAAH! Maar het helpte niks!" Ze haalt haar schouders op. Het was te proberen natuurlijk.


woensdag 2 december 2020

De burgemeester met een nieuwe broek

Hoe lang zal hij er gezeten hebben, op de grond? Een kwartier,? 20 minuten? Langer misschien? Om hem heen rijden treinen, worden pietenhuizen en stallen gebouwd van houten blokken, puzzels gemaakt, ruzies opgelost, wordt heen en weer gelopen om een spel te pakken, iets op te ruimen, of gewoon om even heen en weer te lopen. Hij merkt niets van dat alles. Hij kijkt. Nee, hij observeert. Hij onderzoekt, zoals het kind dat ik ooit de koelkast open en dicht, open en dicht, open en heeeel langzaam weer dicht zag doen, om te kijken of het lampje echt uit ging. 

Uit de kast heeft hij een spel gepakt dat als uitdagend puzzelspel is bedoeld. De makers hebben er kaarten bij gemaakt met opdrachten en oplossingen. Die kaarten heeft hij niet eens gezien. Hij bouwt een hoge toren. Eerst de blokken, dan de vormen. Breekt hem weer af en bouwt nog een toren. Een vorm, een blok, een vorm, een blok. De toren wordt lager dan de vorige. Vormen in blokken, blokken om vormen, blokken op blokken. Waar blijft de vorm als je het blok er overheen zet? In opperste concentratie en vol verwondering kijkt hij wat er gebeurt, op de grond in de klas., te midden van alle drukte. En in even grote verwondering zit ik naar hem te kijken, onopgemerkt, want hij is met belangrijkere dingen bezig. Bijna voel ik me bezwaard getuige te zijn van het prachtigs wat hier gebeurt: het kijken, het leren door te doen, het kleuter zijn in zijn puurste vorm.

Kinderen zijn er goed in, in kijken. Vorige week zat ik bij de kapper. Tussen toen en nu heb ik verschillende mensen gezien en gesproken. Geen van allen merkte op dat mijn haar anders zat. Zoals het mij ook niet opvalt als iemand anders naar de kapper is geweest of een nieuwe bril heeft. Toen vanochtend het hek open ging en mijn kleuters het plein op druppelden was het eerste dat ik hoorde: "He, juf! Ben je naar de kapper geweest?" En even later: "Heb je je haren geknipt?"  "Juf, je haar is geknipt!" "Het is echt veeeel korter!"  Tip voor wie graag wil dat nieuwe kapsels opgemerkt worden: ga met kleuters werken!

Ooit, lang geleden, werd er naast de school in Utrecht waar ik werkte een politiepost geopend. De burgemeester zou daar voor komen opdraven. Interessant genoeg om met mijn allereerste groep 3 even te gaan kijken. Van tevoren hadden we het gehad over de politie, de nieuwe politiepost, en over de burgemeester. De burgemeester is van Utrecht wat juf Martha van onze school is. Een soort directeur. Een beetje de baas, maar ook weer niet echt. De burgemeester regelt van alles voor de stad, net als juf Martha voor de school. Hartstikke belangrijk. 

Een week later zat Navarre in de gang zijn veter te strikken toen juf Martha voorbij kwam lopen, niet wetend van de rol die zij de week ervoor in mijn aanschouwelijk onderwijs had gespeeld. Vanuit zijn lage positie had hij een goed uitzicht op haar benen en hij benoemde feilloos wat mij nog niet was opgevallen: 

"De burgemeester met een nieuwe broek!"

vrijdag 20 november 2020

Anders dan anders, maar wel gracieus!

 "Je moet op de tafel staan juf, dan gaan wij voor je zingen!" Ik had zo mijn bedenkingen, ik hoef niet zo nodig op tafels. Maar "dat deed de andere juf ook!" 

Mijn verjaardag is anders dan anders dit jaar. Woensdag heb ik mijn verjaardag voor het eerst in jaren  met een klas vol leerlingen gevierd, dat op zich is al bijzonder natuurlijk. Ik besef dat ik bof, want wie heeft die kans nou op dit moment zijn verjaardag te vieren in een groep met 24 feestvierders? Ik prijs mij ook om deze reden zeer gelukkig met mijn baan in het onderwijs, en met het feit dat de scholen open zijn.

Vanochtend werd ik slaperig maar vrolijk toegezongen door de aanwezige huisgenoten en werd ik verwend met knuffels, felicitaties en mooie geschenken. Daarna ging ieder zijns weegs. Zoon naar school, man aan 't werk en jongste dochter toog naar haar slaapkamer om achter haar bureau aan haar zoomlessen te beginnen. Ze neemt haar klasgenoot met corona niets kwalijk, hij kan er tenslotte ook niets aan doen, en komt goedgemutst zo nu en dan wat lekkers halen tussendoor. Thuiszitten heeft ook voordelen.

"Hieperdepiep, HOERAAAA!!! Hieperdepiep.... HOERAAAAA!!! En een klein hiepje... hoi!" Helemaal zelfstandig zingen de kleuters mij toe. De oudsten nemen het voortouw en zelfs het mannetje van net 4, dat mij voor vandaag nog nooit had gezien, zingt en hoeraat enthousiast mee. Ik aanschouw het even ontroerd als vermaakt, vanaf de grote ronde tafel in het midden van de kring, waar ik toch maar opgeklommen ben.

Mijn vriendin komt lunchen. Reuzegezellig, en lekker ook. Het is anders dan vorig jaar, toen zaten we tussen de middag samen in een restaurant in de stad. Maar anders is niet erg. We hebben het fijn en ik geniet. Ik voel me jarig, fijn, klein jarig.

In de deuropening staat de moeder van mijn jongste bijna-kleuter. Hij is nog aan het wennen en wordt aan het eind van de ochtend opgehaald. Vanaf mijn hoge positie leg ik uit dat het niet mijn gewoonte is om op tafels te staan, maar dat ik zojuist mooi ben toegezongen vanwege mijn verjaardag. Vanuit de deuropening worden mij felicitaties toegeworpen. Bijna-kleuter rent naar zijn moeder en ik zeg: "O, wacht even bijna-kleuter, ik zal jou alvast je traktatie geven.!" 

Als mijn vriendin weer weg is, lunch ik nogmaals, met man en kind. Heerlijk, en weer reuzegezellig. Ook de oudste dochter komt thuis. Elke week vind ik het een cadeautje als ze er weer is, thuis uit haar andere thuis in haar studentenstad. Deze week is ze een cadeautje met een cadeautje. Zoon heeft een lange dag op school, maar ook hij komt uiteindelijk naar huis. Meer mensen komen er niet, dit is het, en dit is genoeg, de liefste en mooiste mensen die ik heb.  Ooit leerde ik van een dierbare vriendin die wist dat haar overgebleven hoeveelheid verjaardagen nog maar heel klein zou zijn: "Het maakt niet uit hoe je het viert, maar vier het!" Ik doe het, ik vier het. Klein en innig.

Snel stap ik van de tafel om een zakje kruidnootjes voor bijna-kleuter te pakken. Tenminste, dat is mijn niet zo goed uitgewerkte plan. Ik let niet goed op waar op het tafelblad ik mijn voet neerzet en ik voel de tafel kantelen. Terwijl ik mijn evenwicht verlies, voel ik de tafel achteruit onder mij weg rijden op de wieltjes die (dom!) niet op de rem staan. Mijn billen landen op het tafelblad en ik glijd, gracieus, het moet gezegd,, van boven naar beneden en land midden in de kring op de grond. Heel even is het stil, dan klinkt voorzichtig uit de deuropening "Gaat het?" Ja, het gaat, en ik schiet in de lach. Ontlading in de kring, schaterende kleuters. 

"Juf! Dat was een mooie sliding!" 

woensdag 18 november 2020

Bananen

 Vroeger, toen ik zelf op de lagere school zat, had ik een appel mee. Elke ochtend pakte ik een appel uit de grote rieten mand in de keuken en nam die in mijn jaszak mee naar school. Ik denk dat ik jassen had met grote zakken. In de pauze at ik de appel op het schoolplein op. Het klokhuis ging in de prullenbak, of, als de meester niet keek, in de bosjes.

Mijn kinderen hadden soms ook een appel mee. Of druiven, komkommer, peer, olijven ("Wat heb jij nou mee?" "Olijven!" "Getver!") Oudste dochter wilde ook graag koekjes mee, net als andere kinderen. En dan kun je wel principieel fruit blijven meegeven, maar je kunt ook een beetje toegeven.  Oke, op de woensdag mag je koekjes mee. De eerstvolgende woensdag kwam ze stralend uit school. "Waren je koekjes lekker??  "Ja! En ik heb er eentje geruild, voor stukjes appel!"

Voor mijn kleuters is het drie keer per week 'gruitdag'. Dan hebben ze als het goed is allemaal groente en fruit bij zich. Geen koekjes, geen ruilmiddelen. De meeste kinderen hebben dat dan ook. Sommigen elke dag een appel, anderen combinaties van komkommer, tomaatjes en worteltjes, of een in stukjes gesneden peer. Allemaal goed, allemaal lekker.

En nu hebben we schoolfruit. Drie dagen per week krijgen de kinderen fruit, 20 weken lang, betaald door de EU.  Een mooi project vind ik het, zij het in gevallen als watermeloen en ananas wel een beetje bewerkelijk. 

Vorige week aten we worteltjes. In no time gingen er drie zakken doorheen. Bijna iedereen lust rauwe worteltjes, en ook wel twee of drie. Met worteltjes kan dat. 

Morgen eten de kinderen kaki. De kans is groot dat dat voor veel van hen de eerste keer is. Dat is, naast de vitamines die ze op deze manier binnen krijgen, een mooi bijkomend effect van het schoolfruit. Kinderen (en juffen en meesters) komen in aanraking met fruitsoorten die ze nog niet kenden. Voor sommigen is een nectarine of een kiwi al zwaar exotisch. Iets nieuws proberen gaat in een groep gemakkelijker dan thuis. Dat geldt gelukkig niet alleen voor pubers en alcohol. Veel kinderen zijn bereid te proeven als ze anderen zien smullen. Kaki, pomelo, rettich, van alles komt voorbij.

Vandaag was makkelijk en bekend: we kregen een banaan. Eentje per persoon. Per bijna ieder persoon tenminste, want voor ik hem in de smiezen had, was klein blond ventje al halverwege zijn tweede. Meer kinderen wilden nog wel een banaan. Dat mocht immers met de wortels ook. Maar ja, nog niet iedereen had een eerste banaan gehad, en er zijn ook nog andere klassen, dus nee, echt eentje per kind. 

Wiebelmeisje pakte een banaan. "Had jij er niet al eentje gehad wiebelmeisje?" "Nee hoor, dit mijn eerste! Ik hebt niet eentje gehad!" Mijn collega keek naar haar en zei: "Wiebelmeisje kijk mij eens aan..." Wiebelmeisje keek met haar grote onschuldige ogen naar ons, de restjes banaan nog om haar mond. "Nee, ik hebt echt niet al eentje gehad!"  En ik zei met even onschuldige ogen: "Was 'ie lekker wiebelmeisje, je banaan?" En enthousiast knikkend zei wiebelmeisje: "Jaaa!"


woensdag 11 november 2020

Achter de struik


De herfst is een mooie tijd als je met kleuters werkt. Je lokaal ziet er in een handomdraai gezellig uit, liedjes liggen voor het oprapen en het is niet moeilijk om allerlei leuke knutsel- en andere werken te bedenken. de herfst ligt voor het oprapen, letterlijk. "Juf! Ik heb een kerstanje gevonden!" "Ja, mooi! Van wat voor een boom komt die ook al weer, weten jullie dat nog?"  "Ehm.... een eikenboom!"

Er zijn paddenstoelen gevouwen en gekleid, we hebben woordstukjes geklapt, stippen geteld en we maken een tekening van een herfstbos. Met oliekrijt op zwart papier, en het wordt erg mooi.  Er verschijnen bomen, paddenstoelen, eekhoorns, egels, vossen, spinnenwebben met of zonder spin, en in de prachtigste kleuren. (die hier naast is van een kind uit een van de andere groepen)
De meeste kinderen hebben deze tekening inmiddels gemaakt, maar niet iedereen is van het tekenen, en al helemaal niet met oliekrijt. Maar ja, sommige dingen moeten, en dit is een moet-werkje.


Vandaag heb ik aan tafel 6 kinderen die deze tekening nog niet hebben gemaakt. We bekijken de herfstplaat. Wat zien we allemaal? Welke kleuren horen bij de herfst? ("Blauw!" "O ja? Zie jij blauwe blaadjes aan de bomen?" "Nee, maar die auto is blauw!")

Na deze verkenfase gaan we aan de slag. En het wordt mooi!


"Juf! Kijk! Ik had een rode paddenstoel met witte stippen. Maar nu is het een mengpaddenstoel. Hij is roze! Ik ga nog een mengpaddenstoel maken!" 

En er kwam een kabouter bij, en een boom. De boom, dat is dat mooie vormpje daar onder, naast de egel, niet die grote aan de rechterkant, zoals ik dacht "Neehee.... dat is een champignon!"




"Ik maak een varken!" "O, wat leuk, een wild zwijn? Die wonen ook in het bos he?"  "Ja, maar dit is een gewoon varken. Die is ontsnapt van de boerderij" 

En omdat ik dat wilde, wilde hij er best nog een boom met dwarrarrarrarrende blaadjes bij tekenen. En paddenstoelen. "Kijk juf! Die ene, die heeft het varken omgeschopt. Maar die andere staat nog wel rechtop."


En dan dit mannetje. Houdt niet zo van tekenen. En oliekrijt is stom.

" Juf, ik ben klaar." Hm. Tja. Een bijzonder herfstbos, dat wel. En schat dan maar eens in of dit zo goed is als hij kan, of dat 'ie zich er met een jantje-van-leien af heeft gemaakt. 

"Nou, ik vind wel dat er nog zeker een paddenstoel bij moet hoor...."

Even is het stil, en dan klinkt het bedachtzaam: "Juhuf..... Die paddentoel.... die staat achter deze struik...."



woensdag 28 oktober 2020

Slagroom op de dag

Ik ben pedagogisch best aardig bekwaam. Ik maak gemakkelijk contact met kinderen, zie veel en kinderen voelen zich meestal snel op hun gemak bij mij. Maar ik heb een lastige lacune in mijn pedagogische vaardigheden. 

Ik had daar al last van toen onze eigen kinderen klein waren. Van die momenten dat je eigenlijk boos moet worden, maar vreselijk in de lach schiet. Of bijna, maar dat de kinderen feilloos uit je ogen lezen dat je het eigenlijk veels te grappig vindt wat er is gebeurd. Van die omdraaimomentjes. Maar, eerlijk is eerlijk, regelmatig ben ik te laat met omdraaien.

Zo was er dat moment dat oudste dochter, peuter nog, zo'n klein kinderwinkelwagentje met een rotvaart door de supermarkt zwiepte. Het lukte mij om met twinkelende ogen streng te zeggen dat dat toch niet mocht, maar toen ze daarop met grote onschuldige ogen zei: "Ja maar.... da's toch LEUK!" kon je me opvegen. En ik had nog zo mijn best gedaan.

Of die keer dat dezelfde dochter, kleuter inmiddels, op haar slaapkamer alle (ALLE) speelgoeddozen en -bakken had opengemaakt en toen sneeuw was gaan spelen met de talkpoeder, samen met haar kleutervriendinnetje. Tja.... te laat om om te draaien. En dan maar helemaal de juiste volgorde aanhouden. Eerst het fototoestel van beneden halen, en dan pas streng zeggen dat het niet meer mag gebeuren. En dan doekjes uitdelen, ga maar schoonmaken. Talkpoeder heeft wel wat van pepernoten, je vindt het maanden later nog op de vreemdste plekken terug. 

Ik zal het wel van geen vreemde hebben. Ooit liep ik als dreumes door het huis, met een stuk kaas waar iemand, ik zeg niet wie, al aardig wat happen uit had genomen. Ik weet niet wie besloot dat er eerst een foto gemaakt moest worden, voor de kaas weer terug in de koelkast ging, maar iets in me zegt dat het mijn moeder was. Ik schijn op haar te lijken. 

Vandaag op school was een pittig dagje. De kinderen moesten weer even wennen aan me, zo na de herfstvakantie, en ook nog op een andere dag dan voor de vakantie. Bij sommige kinderen was er voor schooltijd al een stuk dag geweest waar van alles mis kon gaan dat de dag op school kon beïnvloeden. Er kwam iemand kijken in de klas, ook anders dan anders. Het was onrustig, geen wonder. Er waren ruzietjes, gedoetjes, tanden door lippen en bloedende vingers. 

En omdraaimomentjes. Slagroom op dag. 

Zo kun je natuurlijk best braaf gaan zitten borduren met de houten vormen met gaatjes, maar je kunt er ook je eigen slapstick van maken. Dat is niet de bedoeling, en eigenlijk mag het niet, maar 't is wel heel leuk. En ze moeten het snel weer los maken, dat wel. Maar pas nadat ik er gauw een filmpje van heb gemaakt, stiekem....




Na het buitenspelen staat impulsief ventje bij me. "Kijk juf..."  Met geheimzinnig glinsterende ogen laat hij zien wat hij heeft. Een pissebed! Hij laat het als een mini-pantserwagentje over zijn hand lopen. Ik zie aan hem dat dit zijn beste vriend ooit is. Maar ja, pissebedden horen niet in de klas. "Leg die maar even in de bosjes, dat vindt hij fijner." Woest kijkt impulsief ventje me aan. "Neuj! Ik wil hem HOUDEN!" Ik leg uit dat pissebedden buiten horen, op donkere plekjes. Niet binnen in de klas. Hmmm. Oke dan. Impulsief ventje draait zich om om de pissebed.... in het ritszakje van zijn mouw te stoppen. Een donker plekje, dat wel. Omdraaimomentje voor de juf. Maar daarna moet hij toch zijn vriend vrijlaten, hoe jammer het ook is. 

En als wiebelkussenmeisje haar wiebelkussen op de grond legt, en een van de stoere jongens daar dan een (keurige) koprol op doet, tegen wiebelkussenmeisje botst, die daardoor omvalt en bij hem op schoot belandt, waar ze beiden vreselijk om moeten lachen, dan kan ik niet boos worden. Natuurlijk, daar is het wiebelkussen niet voor, en bovendien is er in een klas vol spelende kleuters helemaal geen plek voor koprollen en andere capriolen, maar o, wat een heerlijke lach was dit. 
Slagroom op de dag!

dinsdag 27 oktober 2020

Antieke handwerkjuf, met knot

 "Wat leuk toch he, die sieraden van leer..."
"Nee mevrouw, dit is klei, en ik heb het zelf gemaakt."

Verbouwereerd staarde mevrouw Van der Kamp me aan. Even was het stil en toen zei ze: "O... dan ben je op een bepaalde manier toch nog wel creatief...."

Mevrouw Van der Kamp was onze handwerklerares. Zo'n antieke, met een grote knot in 't haar. Ze kwam uit Barneveld en ze rook een beetje naar sigaren. Daar kon ze niet zoveel aan doen, haar man rookte, tot haar verdriet. 't Arme mens deed erg haar best om een klas vol pubermeiden met andere dingen aan hun hoofd enthousiast te maken voor haar vak.  Dat lukte maar matig. Er werd veel gekletst, minder gewerkt, en regelmatig verdween een klasgenoot naar de kantine, die zich bij wijze van gelukkig toeval bijna naast het handwerklokaal bevond. Dat had mevrouw Van der Kamp waarschijnlijk wel een beetje door ("Waar is Amandel nou weer gebleven?:" "Harmanda (zoals Amandel eigenlijk heette)  is even naar de wc, mevrouw."), maar misschien vond ze het eigenlijk wel gemakkelijk dat deze leerling haar werk thuis maakte en niet haar les verder verstoorde. 

Hoewel ik echt mijn best deed, waren mijn werkstukken meestal niet meer dan broddellapjes en sneue, slordige frutselwerkjes. Ik begreep haar verbazing over mijn sieraden dan ook best. Weinig subtiel, maar wel begrijpelijk. Ik was een hopeloos geval op handwerkgebied, zoveel was duidelijk.

Later, toen mijn vriendin en ik nog even na een les iets aan het opruimen waren, zei ze tegen me: "Ik weet hoe het zit bij jou thuis hoor... dat jij geen moeder hebt om je te helpen. En ik heb ook wel door dat van veel anderen het meeste werk thuis door hun moeder wordt gemaakt. Daar houd ik in mijn beoordeling wel rekening mee hoor!" Nu was ik een beetje verbouwereerd. Misschien nog meer om het feit dat ze wel doorhad hoe het bij de rest thuis ging dan om het feit dat ze wel bereid was mij een beetje te matsen. Ik mompelde een "dank u wel" en verdween, in het vertrouwen dat ik de rest van het jaar wel zeventjes zou halen. 

Soms denk ik nog wel aan mevrouw Van der Kamp. Ze moest eens weten. Wat zou ze zeggen, als ik haar de broek liet zien, die ik vandaag afmaakte? Ze zou in ieder geval eerst aan de binnenkant kijken, want aan de binnenkant zie je hoe netjes er gewerkt is. En daar zou ze zien dat ik alles keurig afgewerkt heb. En aan de buitenkant zou ze zien hoe mooi de ruitjes op de zijnaden doorlopen, hoe de pijpen precies even lang zijn, hoe mooi de figuurnaden erin zitten. En ze zou me een...misschien wel een 9 geven, zonder te matsen. 

donderdag 15 oktober 2020

Een heel goed Tomtommetje

 "Jufjufjufjufjuf! Kijk!"

Stralend staan ze voor me, twee kleutermeisjes, hun handen vol schatten: blaadjes, grijze stenen en een verpieterde kastanje. 

"Dit is voor jou! Dat mag je in een váásje doen!" Ik hou mijn handen op en aanvaard bewonderend dit cadeau. Voor een buitenstaander lijkt het misschien niks. Maar hier hebben twee kleine mensjes hun speeltijd op het plein besteed aan het zoeken van schatten voor de juf. Dat is liefde, dat moet je niet onderschatten.

Mijn duo en ik schrijven elkaar altijd uitgebreide overdrachten. Wat ging er goed, wat ging minder, wat moet er nog gebeuren, wat is er belangrijk om te weten? In de overdracht die ik gisteren las, stond

Blond ventje was vandaag ziek. Wil je als hij  morgen weer beter is een verjaardagsmuts voor hem maken? Als hij nog ziek is komt het na de vakantie. 

Blond ventje lag een paar weken geleden onder de tafel legoblokjes de kring in te zwiepen. Blond ventje zit zelden een hele kringtijd lang op zijn stoel. Hij wil wel, hij begint altijd vol goede moed en met brave beloften, maar het lukt hem niet. Hij MOET tussendoor even lopen, even op de grond liggen, even aan de Lego zitten,  even onder de tafel kruipen, even kijken of er nog stekkertjes van het digibord los kunnen worden gehaald zonder dat de juf het ziet, even naar zijn partner-in-crime aan de andere kant van de kring worden gelopen, of anders in ieder geval geroepen of geseind. De klas is een stuk rustiger als blond ventje er niet is. En toch... en toch dacht ik niet "Oe, lekker!" toen ik las dat hij misschien ziek was. Ik dacht, eigenlijk tot mijn eigen verbazing: "Hè jammer..."

Blond ventje was nog ziek vandaag. Ik miste zijn fratsen, zijn vrolijke ogen, zijn eerlijkheid, zijn vertrouwelijke, omhoog glijdende: "Juhuuuuf.... " met daarachteraan een verhaal waarbij je verrekte goed moet luisteren om het te begrijpen, maar dat heus wel klopt. 

Blond ventje heeft een heel goed Tomtommetje, waarmee hij razendsnel de weg naar mijn hart heeft gevonden. En niet alleen blond ventje heeft zo'n Tomtommetje, ook de twee meisjes met hun waardeloze maar o zo waardevolle schatten. 

En ook de jongen die ik vandaag lang vast moest houden om te voorkomen dat hij naar huis zou lopen, mijn armen om hem heengeslagen, totdat de rust weer in hem zakte, maar die ook fantastische kabouterhuizen van de Kapla heeft gebouwd, zodat we allebei reuzetrots waren. 

En ook het wiebelmeisje dat vandaag wel wilde proberen zonder wiebelkussen op haar stoel te zitten, "Ik gaat zitten op stoel, niet die erop, ik kan wel!", en dat ik maar een paar keer terug heb moeten verwijzen naar haar plekje. 

En ook de jongen die thuis al zo lastig startte vanochtend en die eigenlijk niks wilde vandaag, maar toch heerlijk in de huishoek ging spelen en vanmiddag met zijn vriend/vijand zonder wanklank een gezelschapsspelletje zat te spelen. Op de grond in de deuropening, dat wel, maar wel in volledige rust en harmonie.

Allemaal, stuk voor stuk, hebben ze een heel goed Tomtommetje, ook het mannetje waartegen ik vandaag zei dat 'ie wel erg liep te miemelen, Ook het miepje dat vandaag niet met haar maillot in de plassen stond, maar wel de gang een goeie plek vond om haar laarzen leeg te gooien. Ook het jongetje dat nog moet leren dat niet elke prestatie een beloning nodig heeft. En ook het meisje dat altijd naar haar buurman gedraaid zit in de kring omdat dat zo gezellig is en het meisje dat nog steeds niet weet waar haar vaste plek in de kring en aan tafel is. En ook het jochie dat alles zo intens beleeft dat 'ie halverwege de dag zowat in slaap valt en het meisje dat altijd zo lang over haar drinken doet.

Ik hou van ze, van allemaal. Allemaal hebben ze de weg naar mijn hart al gevonden. En ik ga de vakantie in met een vaasje met blaadjes en stenen en een verpieterde kastanje.

donderdag 8 oktober 2020

Maar mijn klompjes bleven droog!

Daar stond ik, 5 jaar, de familie om me heen. Opa en oma waren 35 jaar getrouwd, en we vierden dit op Ekenstein,, een landgoed met restaurant, speeltuin en kinderboerderij vlakblij hun woonplaats. Alle dames waren in het lang, conform de mode van die tijd. Ook ik had een rok tot op mijn voeten, de zwarte bloemetjesrok met gekleurde linten die mama had gemaakt voor de bruiloft van mijn oom en tante.

Maar nu zag je mijn rok en mijn witte feestbloes niet zo goed, want er overheen droeg ik een schort, blauw-wit geruit. En aan mijn voeten de mooiste klompjes die er maar bestonden: Met houten zolen en rode leren bovenkanten met gele appeltjes, en een bandje bij mijn hielen. Het schortje dat ik aanhad was ook zelfgemaakt, maar dan door mijn tante. en het gedichtje dat ik voor opa en oma ging opzeggen had zij uitgezocht en aan mij geleerd. 

Het begon zo:

Kleine Yvonne had nieuwe klompjes
O, wat was Yvonne blij.

En het ging verder over hoe ik door de straten stapte. Parmantig, dat woord kwam er vast in voor. Maar toen ging het regenen, en o, o, die mooie klompjes! Maar kleine Yvonne was niet voor een gat te vangen, en deed haar klompjes snel uit. Ze stopte ze in haar schortje en liep op kletsnatte kousenvoetjes naar huis. Het versje, dat in mijn belevenis best lang was, maar dat ik helemaal uit mijn hoofd kende, inclusief uitgetrokken klompjes die ik in mijn schortje deed, eindigde met

Maar mijn klompjes bleven droog! (of schoon, daar wil ik afwezen)

Natuurlijk was het verdrietig dat mama het niet meer kon, een versje zoeken en het mij leren, een schortje naaien, maar wat ik mij herinner is dat ik trots was op hoe goed ik het gedichtje kende, en hoe mooi de klompjes waren en dat we aan de salontafel, een jaren-70-model met tegels en een zware houten rand, zaten om het te oefenen. En dat ik, o groot geluk, achteraf de klompjes en het schortje mocht houden.

Het weer was vandaag zoals het had kunnen zijn tijdens mijn versje. Regen, plassen, modder op het plein. Gelukkig werd het droog, en konden we de kleuters even lekker laten luchten buiten, en onszelf ook. Sommigen hadden laarzen aan, niet slecht bedacht voor dagen als deze. Voorzichtig liepen zij door de ondiepe plassen. De diepste plas was verboden terrein en dus onweerstaanbaar. Al snel stonden er aan de rand wat kinderen met takjes te roeren, zand te gooien en misschien met een klein stukje laars  heel per ongeluk toch te kijken hoe diep het was. 

En toen kwam blond miepje. Blond miepje had geen rubber regenlaarsjes, maar mooie zwarte schoenen aan. En dat maakte blond miepje helemaal niets uit, want met mooie zwarte schoenen kun je gerust in de diepe plas. Daar worden ze wel nat van, dus achteraf gezien was het misschien toch een beter idee geweest om ze uit te trekken. Dat kon natuurlijk nog steeds wel... Al gauw stond blond miepje, net toen er even geen juf haar kant uit keek, met haar zwarte maillot in de diepste plas van het plein. 

Even later zat ze op de grond in de klas, verbaasd, en misschien zelfs wel een beetje verontwaardigd dat de juf dit geen goed idee vond, zich uit haar maillot te wurmen. Droge broek aan, droge sokken aan, en de natte zooi met een briefje voor mama in een plastic tasje. 

En haar mooie zwarte schoenen.... die bleven dus niet droog, daarin ging ze zompend naar huis.


donderdag 1 oktober 2020

Hij het 't wel gedoet!

Een grappig en soms ingewikkeld aspect van de kleine mensjes die ik op donderdag om mij heen heb is hun taalgebruik. Dit varieert van zeer basaal: "Juf, veter!", of zelfs een non-verbaal voor mijn neus gezette voet-met-schoen ("Wil je mij wat vragen?" "Wil je mijn veter strikken?" Tuurlijk kind") tot behoorlijk geavanceerd en compleet: "Maar ik vind het helemaal geen goed idee als de mensen de tijger dood gaan maken!"  Niet nader te noemen gebaren horen ook tot het repertoire van mijn kleuters, zelf gebezigd, of vol verontwaardiging aanschouwd. 

Laten we eerlijk zijn, de Nederlandse taal zit best ingewikkeld in elkaar. Zo zei mijn dochter ooit dat ze haar speelgoed had opgebruimd (want opruimen klinkt toch behoorlijk als obruimen) en is er een opname op een cassettebandje van mijzelf als bijna tweejarig grietje. Mijn vaders stem zegt: "kuiken...." En dan zegt Minivonne: "Kleine kuikjes ook..." Da's mooi he? Twee kuiken, dus één kuik, en kleine kuikjes. 

Vandaag tijdens het buitenspelen zijn er wat akkefietjes. Geen wonder dat er soms wat mis gaat, met heel veel kleine mensen samen op het plein/ "Juf! Hij heb mij geslaagd!" "Maar hij slaagte mij ook!" "Nou, als jullie er allebei mee ophouden, dan is het opgelost." Twee knikkende mannetjes, en ze lopen gezellig samen weg alsof er helemaal niet geslaagd is. 

Na het buitenspelen moet er natuurlijk opgebruimd worden (goeie woorden moet je erin houden). Dat doen we met zijn allen, maar dat is nog niet tot iedereen doorgedrongen. Sommige kinderen komen graag voortijdig in de rij staan "Waarom ben jij niet aan het helpen?" "Ja maar ik had eerst wel
gehelpt!" 

Eenmaal weer binnen is er nog tijd om lekker te spelen. we spelen met alle drie de groepen door elkaar. en de kinderen mogen kiezen en aantekenen op welk 'plein' ze gaan spelen. In mijn lokaal, het rekenplein, zijn de bouwhoek, de lego, de kralenplanken en de houten trein favoriet bij veel kinderen. Een paar kleuters uit een andere groep liggen op de grond en bouwen een prachtige treinbaan met bochten, wissels en de overweg. Dan komen de treinen erop. Een van de kinderen komt bij me: "Juf! De elektrische doet het niet." Het was mij eigenlijk nog niet opgevallen dat er een elektrische trein was, dus ik zeg: "Volgens mij deed die het sowieso al niet.:" Maar de meiden weten wel beter, want "Hij het 't wel gedoet!" Zeg zelf, daar is geen woord Spaans bij.

En toen kwam een van mijn eigen meiden een beetje in paniek bij me. Tijdens het kiezen van de pleinen had ze op de wc gezeten. "Juf!! Ik heb nog niet gekiest!" 

En ik hoor mezelf zeggen: "Geeft niet, dan moet je nu nog maar even kozen..."


woensdag 30 september 2020

We zetten d'r een plant voor

 "Daar zetten we een plant voor!" 

We waren aan het verven en behangen in ons huis in Utrecht. Ons eerste huis samen, de tijd dat we ontdekten dat we samen konden behangen, zonder ruzie, en van anderen hoorden dat dat best bijzonder was. Een goed voorteken voor een goede relatie zou het zijn. Inmiddels, bijna 20 jaar getrouwd, weten we dat we ook nog eens samen kunnen koken en kamperen, zonder gebakkelei.

Ergens op de muur weken twee behangbanen een beetje, en we kregen het niet recht getrokken. Maar, niet getreurd, daar zouden we wel een plant voor zetten, ziet niemand. Het bleek een handig idee. Bij elke bobbel, elk scheurtje, elke gemorste verfdruppel en ook daar waar tot onze schrik en ons vermaak de woorden die we voor het behangen op de lege muur hadden geverfd door het behang heen zichtbaar bleken, zouden we gewoon een plant zetten. Hadden we al die planten werkelijk neergezet, dan hadden we in een waar oerwoud gewoond.

We gebruiken het nog steeds, hartstikke handig, die planten. Een rits in een jurk die niet zo goed gelukt is? Zet je d'r toch gewoon een plant voor? Een tekening waar je niet tevreden over bent? Plant ervoor. De worstenbroodjes die zoon had gemaakt en die van hem het predicaat 'het oog wil ook wat, het oog heeft pech' kregen, maar verder prima smaakten: Een plant ervoor en je hebt nergens meer last van.

Op ons witte kastje met spelletjes en tekenpapier staan twee van die kleine Zweedse ladekastjes. In de laatjes zitten potloden, kleurpotloden, pennen, scharen en meer van dat soort spul. Blankhouten kastjes zijn het. Nou ja, dat waren het. Het waren blankhouten laatjes toen we ze kochten, toen de oudste er haar tekenspullen in bewaarde, toen de middelste zo gebruikte... En toen kwam nummer 3. Zodra zij een potlood vast kon houden, tekende ze. En waar haar grote broer en zus gewoon genoeg hadden aan tekenpapier, vond deze dame dat de laatjes wel wat opleuking konden gebruiken. Binnen de kortste keren zaten ze onder de krassen, vlekken en strepen. Mocht niet, maar de verleiding was te groot, er was geen houden aan. Ach, zeiden we nog, we zetten er een plant voor. 

Inmiddels is onze beoefenaar van de vrije expressiviteit al lang de leeftijd ontgroeid dat ze laatjes onderkladt. De hoogste tijd om er wat aan te doen dus. Verf gekocht, kastjes geverfd: wit met blauw, groen en grijs. Als je ze open trekt, zie je nog de oude kunstwerken, want eigenlijk was het ook wel een beetje leuk. 

Nu nog zorgen dat de kastjes niet weer een dumpplek wordt voor sleutels, bonnetjes, papiertjes, gevonden steentjes, kapotte pennen en inhoud van de diverse broekzakken. En natuurlijk is daar een oplossing voor. 

We zetten d'r een plant voor.... ehm... op!


vrijdag 25 september 2020

Schuim!

"Juf!!!! Kijk dan!"

Ik kijk wat er aan de hand is. De kinderen staan in de rij voor de wasbak om hun handen te wassen na het buiten spelen. De in het begin vlot slinkende rij is inmiddels gestagneerd. Vooraan, met haar handen in de wasbak en haar hoofd in de wolken staat een klein, ondernemend grietje.  Ondernemend, onderzoekend, enthousiast...  Zo beschrijven we in het leerlingvolgsysteem onder het kopje 'stimulerende factoren' de kinderen die we op het eerste gezicht misschien zouden bestempelen als lastig, eigenzinnig, of druk. Leergierig, al richt de leerhonger zich regelmatig op andere vlakken dan die wij voor ogen hadden. Het is fijn om met positieve bewoordingen in ons hoofd naar kinderen te kijken.

De wasbak waar ondernemend grietje tot haar ellebogen inhangt zit van de bodem tot ruim boven de rand vol met schuim. Tja, dit had ik natuurlijk voor moeten zijn. In de gaten houden wanneer ondernemend grietje aan de beurt was en haar even begeleiden bij  het wassen van haar zwartgespeelde handen. Sowieso heb ik nog wel wat te leren in het handenwasmanagement; vorige week stond er een beteuterd meiske voor mijn neus dat in een onbewaakt moment in plaats van een keurig klein sprietsje ongeveer een halve koffiemok aan zeep in haar handen had gekregen van de zeepverdeler. Ook al zo'n ondernemend type.


Het zijn van deze momenten waarop mijn hoofd razendsnel twijfelt tussen boos worden en in de lach schieten. Het lukt me om geen van beide te doen. 
"Ondernemend grietje, je handen zijn nu wel schoon. Droog ze maar af en kom maar in de kring zitten." Ik moet het nog een keer zeggen, iets strenger, maar dan pakt ze een papieren handdoekje en even later zit ondernemend grietje min of meer rustig op haar stoeltje in de kring.

Vroeger hadden wij op school grote gele zeepbollen aan een staaf boven de wasbakken bij de wc. Je moest je handen nat maken en dan om die bol heen he handen inzepen. Als hij uitgedroogd was, kwamen er scheuren in die vol met vuil gingen zitten. Je kunt je er in deze tijden niets meer bij voorstellen.

Als je je handen ingezeept had, en je maakte een rondje met je vingers, dan kon je bellen blazen die de toiletruimte doorvlogen. Dat ga ik mijn ondernemende, enthousiaste en leergierige kleuters denk ik maar niet vertellen.

donderdag 17 september 2020

Ik ben zés!

 "Ik ben zés!" Stralend staat ze voor me, een mollig handje opgestoken, en van de andere nog een vinger ernaast. "Ja lieverd, jij bent zes he?" Ik wist dat namelijk al. Vorige week was ze ook al zes, de week ervoor had ik zelf haar feestmuts gemaakt. 

Dat blijkt nog best een dingetje trouwens, het maken van een feestmuts. Ik had ze natuurlijk al honderdduizend keer voorbij zien komen, dus toen mijn duo vroeg of ik het maken van de feestmutsen op me wilde nemen, zei ik dat ik dat best wilde doen. Op Pinterest staan talloze voorbeelden, en de muts van meisje dat 6 werd stond keurig een paar dagen van tevoren klaar. Een Elsamuts, met jurk. Alleen bleek ik te dunne stroken te hebben gebruikt, waardoor het ding een beetje jammerlijk op haar hoofd bungelde. Het mocht de feestvreugde niet drukken, en ik ben op zoek gegaan naar steviger stroken om te zorgen dat de volgende muts de hele dag fier op een jarig hoofd zal staan.

Een jonger klasgenootje was gisteren vier geworden. Vier is ook heel groot. Ze had een telefoon met geluidjes gekregen en vertelde honderduit. Vandaag was ze voor het eerst echt op school, niet meer om te wennen.

"Wie is er ook vier?" Een groot deel van groep 1 steekt zijn vinger op. "En wie is er vijf?" De rest van groep 1 en het grootste deel van groep 2. En een dubbele vinger. Ze is vier en vijf, kan gewoon. 
"En..... wie is er zes?" Naast mij, ze is hulpje vandaag, gaat een enthousiaste vinger omhoog. "Ik! Ik ben zés!"Nog een paar vingers, iemand van bijna zes en... o ja, dat meisje dat ook al vier en vijf was. 

"En wie is er nog ouder dan zes?" Slechts twee vingers deze keer: Die van mij, en als je vier, vijf en zes bent, kun je natuurlijk ook gerust nog ouder zijn.
"Hoe oud ben jij dan juf?" "Wat denken jullie?", kaats ik de vraag terug. Nu barst het los.
"24!"  "Ehm... nee, ouder."
"66!"  "Jonger."
"21!" ..."61"... "50"... "34" Van alles komt voorbij, van jong tot oud, zonder enige samenhang. 

"41!" Ah, dat komt in de buurt. 
"Nou, jij zit wel dichtbij... het is wel iets met 40, maar meer dan 41."
"40!" "Nee, meer." 
"48!"  "Bijna! Ik ben bijna 48. Hoe oud zou ik dan kunnen zijn?"
"421" ..."35!" 

Ik besluit nog wat meer te helpen. "Ik ben bijijijijna 48. Ik ben zevenen..." "Twintig!" klinkt het als bij toverslag uit een stuk of vijf kelen tegelijk. Ik geef het op. 
"Nee, ik ben niet 27, ik ben 47."

Naast mij gaan een mollig handje en een losse vinger omhoog. "En ik ben zés!"


vrijdag 11 september 2020

Kleuterjuf

 Opeens ben ik kleuterjuf. Nou ja, opeens, ik wist het vlak voor de vakantie: Een keer per week, groep 1/2, een klas die ik niet ken, op een school die ik niet ken, in een plaats die op een klein bus- en loopuur van mijn huis ligt. Ik stond niet te springen, maar gelukkig heb ik een lieve oud- en nieuwcollega waar ik mee kan meerijden, en op de nieuwe school werken nog een paar oud- en nieuwcollga's. Niet dat we al champagne en oliebollen hebben gehad, maar het was een leuk weerzien. Ook de sfeer in de rest van het team is prettig, en het welkom de onderbouw ronduit warmhartig. 

Ik moet mijn kinderen nog een beetje leren kennen. al ken ik inmiddels de namen wel. 4 van de namen beginnen met de klank Djee, op 3 verschillende manieren geschreven. Een zeer divers groepje kinderen, met grotere uitschieters in gedrag dan ik gewend ben. 

De eerste dag was pittig. Geen wonder. Mijn vuurdoop was het uitleggen van het kiesbord, terwijl de luizenmoeders telkens een stuk of 5 kinderen meenamen en die 1 voor 1 weer terug lieten komen. Tel daarbij op de hele dag regen en, nou ja, dat is eigenlijk al genoeg om de dag tot een zeer gematigd succes te laten verworden. 

De tweede dag gaat al een stuk beter dan mijn debuut. Ik vind mezelf een beetje terug en heb meer grip op de zaak. Tijdens de kring  aan het begin van de dag ligt er een blond ventje onder de tafel op zoek naar gekkigheid en grenzen. Die  grenzen vindt hij als hij samen met een klein, zwartharig meisje, dat de verleiding niet heeft kunnen weerstaan en inmiddels bij hem ligt, de inhoud van de legobak tussen de benen van hun klasgenoten door de kring in zwiept. Onder de tafel liggen kan ik negeren, Lego zwiepen niet.

Was dit vorige week gebeurd, dan had ik door de klas gebulderd dat ze onmiddellijk moesten stoppen. Gelukkig gebeurt het nu. Ik loop naar de bewuste tafel en zeg: "Blond ventje en zwartharig meisje, kom maar even bij mij." Iets in mijn stem moet de boodschap hebben bevat dat het menens was, want ze komen braaf uit hun schuilplaats en lopen zonder verder gedoe mee. Ik zet ze ieder op een stoeltje buiten de kring, "Ik ga zo meteen met jullie praten", en ga door met mijn bezigheden. Er worden blikken gewisseld, er wordt wat gegiebeld, maar een strenge blik van mij als ze er weer vandoor willen, lijmt ze vast op hun plek. 

De rest van de groep is gelukkig al een beetje verder met het begrijpen van het kiesbord en het kiezen verloopt relatief vlot. De kleuters zwermen als een bijenvolkje uit over de verschillende pleinen, een deel van mijn volkje vliegt weg, er komen kleuters van de twee andere volkjes bij.

Te midden van de drukte van de kleuters die om me heen zitten te spelen heb ik mijn strengejufmomentje met blond ventje en zwartharig meisje. Was dit de bedoeling? Mag je met lego gooien? Kun je gewoon in de kring zitten? Als we met de spullen gaan gooien wordt het een grote bende in de klas en gaat het speelgoed stuk, dat willen we niet. Braaf geschud en geknik van twee hoofdjes die ook nog niet zo goed weten wat voor vlees ze met deze nieuwe juf in de kuip hebben. Wennen gaat twee kanten op, dat begrijp ik best. "Nu gaan jullie samen de Lego opruimen en dan kom je weer bij mij. Dan gaan we samen kiezen naar welk plein je gaat." 

Samen de Lego opruimen blijkt nog niet zo eenvoudig. Tussen de andere kinderen door kruipen om alles te vinden, de bak zo neerzetten dat je opruimmaatje er niet bij kan, en eigenlijk is bouwen leuker dan opruimen... maar het gaat langzaam de goeie kant op.

"Kijk blond ventje, achter de paal ligt nog wat." Met ondeugende ogen omklemt blond ventje de paal. 

"Wat doe je?" 

"Paal opjuimen!" 

Oke... ehm.... Ik besluit een gokje te nemen. Ik sla mijn armen op de paal en trek mee, kreunend onder de zware last. "Nee blond ventje, deze is echt te zwaar, die krijgen we er met zijn tweetjes niet eens uit, en ik denk dat hij ook niet in de bak past! Pak die stukjes maar even op." Lachend duikt hij op de grond om de stukjes achter de paal op te rapen. Even later zitten we samen met een meisje uit een andere klas een spelletje te doen aan tafel.

Deze slag heb ik gewonnen. En blond ventje ook.

maandag 17 augustus 2020

Voor 20 cent vertrouwen

Ze staan te smoezen aan de andere kant van het groenteschap. Drie van de vier jongens ken ik, zaten afgelopen jaar bij ons in groep 8. Over de broccoli heen zie ik ze overleggen en fluisterend naar het geld in hun handen kijken. Ineens staan twee van hen voor een mevrouw vlakbij me. De trouwste ogen en de vlotste babbel zijn afgevaardigd. "Mevrouw," beginnen ze onschuldig, "kunt u misschien 70 cent ruilen voor 90 cent? We hebben 20 cent te weinig." Tja, je kunt het altijd proberen natuurlijk. Ik geef ze weinig kans, en inderdaad. "Ik heb geen contant geld meer jongens." zegt ze "en ik denk ook niet dat jullie bij andere mensen veel succes hebben, want bijna niemand heeft nog contant geld in zijn portemonnee nu." Ze heeft een punt natuurlijk. Nog afgezien van de toch wel een beetje gekke vraag. De jongens druipen af. Ineens krijg ik een ingeving. Deze jongens, juist deze jongens, gun ik een gelukje. gun ik het vertrouwen van zomaar iemand .Voor ik het zelf goed en wel in de gaten heb, roep ik de jongens bij me. Ik zie het 'O, shit, betrapt.' in hun ogen. "Wat hadden jullie nodig?" vraag ik. De trouwste ogen leggen uit dat ze 20 cent nodig hebben, want ze hebben maar 70 cent en ze moesten 90 hebben. Ik zoek in mijn portemonnee en vind daar het geluk in de vorm van 20 cent en overhandig het. "Dank u wel!!!" Dit hadden ze niet aan zien komen. "Yes, nu kunnen we..." De rest hoor ik niet meer, ze lopen naar de andere kant van de winkel. Meteen slaat de twijfel toe. Was dit wijs? Kunnen ze voor 90 cent energiedrank kopen? Dat wil ik helemaal niet sponsoren! Wat gaan ze doen met het geld? Moet ik het vragen? Maar ik wil ze juist het vertrouwen gunnen en het niet vragen. Op hoop van zegen dan maar. 

Even later loop ik met mijn dochter en mijn boodschappen over het plein bij de supermarkt. Daar zitten ze op een bankje, met tussen zich in een doos met dubbellolly's. Niks geen energiedrank, ze zitten gelukkig te wezen met de goedkoopste ijsjes die er zijn ."Eet smakelijk mannen!" roep ik ze toe. Glunderend roepen ze "Ja, dank u wel!"

Terwijl ik wegloop vraag ik mezelf nog even af of ik nog iets moet zeggen over verpakkingen en prullenbakken. Neh.... vertrouwen.

woensdag 12 augustus 2020

Het is geen wedstrijdje

Onlangs stond in het AD een brief die viraal ging. Het was de prachtige brief van meneer Hoek, waarin hij  jongeren oproept om vol te houden in deze coronatijd. Zelf was hij jongere in de oorlog, en hij zag 10 jaar van zijn leven in rook opgaan. Een mooie, persoonlijke brief, die viraal gaat. Terecht, want hij brengt iets belangrijks onder woorden, op een prachtige, invoelende manier en heel helder verwoord. Natuurlijk komt die brief ook bij jongeren terecht. En ze worden geraakt, en reageren, onder andere op de site van de NOS. Ze vertellen dat ze het begrijpen. Dat ze echt wel zien dat de jeugd van meneer Hoek vele malen vreselijker was dan wat zij nu meemaken, maar dat zij echt ook veel missen. Vrienden, examengala's, feestjes. Ze zijn verdrietig en voelen zich eenzaam. En op hun reacties wordt ook weer gereageerd: Begrip, maar vooral onbegrip, woede, minachting, van alles komt voorbij. Hoe kun je je gebrek aan feestjes, een verpeste diploma-uitreiking en even niet kunnen chillen met je vrienden nou vergelijken met opgroeien in de oorlog, met alle verschrikkingen die de mensen van toen meemaakten. Schaam je!

Ik kwam de discussie tegen op de facebookpagina van The Best Social Media. Mijn reactie maakte veel los, en dat is de aanleiding voor deze blog.

Ik ben 47. Mijn moeder overleed toen ik 5 was. Vreselijk natuurlijk, je gunt het geen enkel kind. Ik werd opgevoed door een reeks van meer dan 10 gezinsverzorgsters van rond de 20, hoe het met menstruatie zat leerde ik uit een boekje dat mijn vader me toeschoof. Toen ik voor het eerst naar de lagere school ging, ging ik zonder moeder. Ook zonder vader, want die was al naar zijn werk als ik naar school ging. Vanaf mijn 15 kookte ik dagelijks thuis, want vanaf toen hadden we geen gezinsverzorging meer. Toen ik trouwde, stonden we op de foto met mijn schoonouders en mijn vader. Zonder mijn moeder. Ik werd zelf moeder, en kon niet even om advies vragen, kon niet tegen mijn moeder vertellen dat haar kleindochter naar haar genoemd was. Groot verdriet, groot gemis, dat onvermijdelijk mijn hele verdere leven heeft beïnvloed.

Dat betekent niet dat iemand anders niet intens verdrietig mag zijn als zijn hond doodgaat. Je maatje verliezen, waar je voor zorgt, die altijd blij is als je thuis komt, met wie je kilometers door het bos en langs het strand hebt gestruind. Niet te vergelijken met het verdriet om een overleden moeder. Minder levensbepalend, en misschien komt er na een paar maanden wel een nieuwe hond. Maar het is wel verdriet. Ander verdriet, dat er net zo goed mag zijn, met tranen, schokschouderend snikken, missen, rouwen, zo lang en zo veel als nodig is. Het heeft het niet nodig om afgezet te worden tegen mijn verdriet, het mag naast elkaar bestaan.

Mijn kinderen zijn 18, 16 en 13. Een jongvolwassene en twee pubers. Hun leven stond op de kop dit jaar, net als dat van iedereen. Een eerste studiejaar dat heel anders verliep dan verwacht, weer thuis komen wonen in plaats van op kamers, weer een kamer delen met je kleine zusje in plaats van een heel appartement met je beste vriendin, geen studentenleven, Geen gekkigheid met je vrienden, niet af en toe poolen, geen mountainbikeweekend, Een brugklasser die geen brugklas om zich heen had, online lessen volgen in je uppie op je kamer, motivatie behouden zonder contact met anderen,


orkesten die ineens werden stopgezet, een geweldige muziekreis die niet doorging, terwijl ze zich er enorm op hadden verheugd. Als ze later zelf misschien wel kinderen hebben, zullen ze over deze tijd vertellen.: "We konden toen maanden lang niet naar school. Je mocht elkaar niet omhelzen, niet eens een hand geven, want je moest 1,5 m afstand houden, feestjes mochten niet, en de orkesten gingen niet door. Maar gelukkig ging het na een poos wat beter, en toen mochten we weer iets meer, en uiteindelijk werd alles wel weer gewoon, maar dat was pas een jaar later."


Ze hebben nergens moeilijk over gedaan, mijn jongvolwassene en mijn pubers. Ze zien het als iets dat gewoon gebeurt, zonder schuld. Ze houden zich zoveel mogelijk aan de regels. Maar dat neemt niet weg dat het heel verdrietig is. Ze hadden zich verheugd op een mooi eerste studiejaar, op volop brugpieper zijn, op een orkestreis naar Bratislava. Op nog veel meer dat niet doorging of anders was dan anders. Soms waren ze lamlendig, ze misten hun vrienden, ze verveelden zich, konden niet even spontaan iets gaan doen, zoals dat hoort als je jong bent. Brugpieper had zo nu en dan een flinke huilbui, zonder woorden, zonder direct aanwijsbare reden, gewoon verdriet. Maar meestal gingen ze hun gang, deden ze wat moest, en hadden we het samen goed. Ze zijn flexibel genoeg en nemen het leven zoals het is.

Een meneer van 94 zag zijn jeugd in rook opgaan. Een vreselijke jeugd die geen jeugd genoemd kan worden. Mijn kinderen zijn dankbaar dat ze toen niet leefden. Niet te vergelijken met wat zij nu meemaken. Maar dat doet niets af aan wat zij nu meemaken. Aan het verlies van wat had kunnen zijn, had moeten zijn, aan hun verdriet. Het doet er niets aan af, juist omdat het niet te vergelijken is. 

Net als mijn moeder en die hond. Het is geen wedstrijdje.

 


woensdag 24 juni 2020

Bijna begrepen

Ach gossie, van wie is dit schrift?
Ik zit in mijn kamertje een stapel schriften van groep 4 na te kijken, spelling. De les ging over de dubbele medeklinker die je na een korte klank schrijft. bakker, mollen, dat soort woorden. Het is een van de regels die het belangrijkst en voor veel kinderen in groep 4 ook het moeilijkst is. 
In het schrift dat ik voor me heb, staan de woorden die konden worden overgeschreven keurig netjes en foutloos op de lijntjes, in tegenstelling tot wat ik in de meeste schriften aantref. Maar bij de oefening waarbij de kinderen zelf woorden moesten maken is er iets fout gegaan. Ik sla het schrift dicht en kijk naar de naam die voorop staat.

Ah, ik had het kunnen weten, Krullenmeisje. Krullenmeisje heeft ongeveer alles mee. Ze is mooi, met een lief wipneusje en een prachtige grote zwaaistaart met blonde krullen, ze is lief, altijd vrolijk, iedereen vindt haar aardig, haar werkhouding en werkverzorging zijn pico bello, ze kan goed samenwerken, helpt graag, en zelfs de meest ingewikkelde klasgenootjes zitten het allerliefst bij Krullenmeisje in de buurt.
Alleen gaat het leren zo lastig. Groep 4-teksten lijken wel ingewikkelde toverspreuken, en rekenen is soms net hogere wiskunde. Ze geeft de moed niet op, blijft hard werken, blijft haar best doen. Ze wordt niet boos, of gefrustreerd.
Krullenmeisje blijft haar rustige, vrolijke hardwerkende zelf. 
En nu heeft ze hardwerkend de spellingregel van de dubbele medeklinker BIJNA begrepen. 
In elk woord met een korte klank staat een dubbele medeklinker: kkaten, kkipen….
Keurig geschreven, alles af, bijna goed. Ik kan het niet over mijn hart verkrijgen er een streep door te zetten. Maar ja, een krul kan ook niet natuurlijk, goed is het immers net niet.
De volgende ochtend haal ik Krullenmeisje direct om half 9 uit de klas. Ik vertel dat ik vind dat ze zo ontzettend netjes heeft gewerkt, en dat het zo fijn is dat ze dat overschrijven zo precies heeft gedaan zonder fouten. Supergoed gekeken!
Bij de oefening op de volgende bladzijde, zeg ik, is er een dingetje dat ze nog niet helemaal begrepen heeft. Dat ga ik haar nog even uitleggen. Dat dit ene dingetje nou juist de essentie van de hele les was, vind ik overbodige informatie. 
Samen bekijken we de woorden, herhalen we wat nou ook alweer de korte klanken zijn, en hoe dat nou ook alweer zit, met die dubbele medeklinker. Ik laat het zien, schrijf het voor: katten, kippen. De dubbele medeklinkers schrijf ik met mijn mooie kleurenpotlood. O ja, nu ziet ze het. Dit kan ze.
Op een kopietje schrijft Krullenmeisje de woorden nog een keer. Glunderend, want de dubbele medeklinker mag met het mooie potlood van de juf. De nieuwe oefening plakken we over de oude heen. Bij gebrek aan plakband en als beloning voor het geleverde werk doen we dat met plaatjes.
Plaatjes van katten en kippen.

woensdag 17 juni 2020

De achterste koe

Tijdens de schrijfcursus schreef ik dit korte stukje bij een foto waar ik eerst niet zoveel bij voelde. Het thema was begrenzing en vrijheid. AL schrijvend voelde ik me steeds meer verbonden met de achterste koe.

Ze staan bij het hek met z'n allen. Nieuwsgierig, hunkerend bijna. Wat is daarbuiten, waar we niet mogen komen? Het dunne prikkeldraad is een onneembare barrière. Ze willen zo graag verder, weg, zelf bepalen, roepen dat het anders moet, al weten ze niet hoe en  wat en waarheen.

Af en toe nemen ze een hapje gras. Lekker, dat wel. Maar daar, verderop, is het daar niet nog lekkerder? Nog malser, minder vertrapt, minder bevuild? 


Van een afstandje bekijk ik ze. Ik snap ze niet. Er is ruimte zat! 
Als je met z'n allen op een kluitje gaat staan, dan zie je alleen maar zwart-wit. Je ziet alleen elkaar, hoort alleen elkaars boe-geroep en neemt het van elkaar over. Meer dan geloei wordt het niet.

Waar ik sta, gewoon, in hetzelfde veld, is het gras groen, sappig en mals, heb ik ruimte genoeg en zing ik mijn eigen liedje.

maandag 15 juni 2020

Een rammelende broodtrommel en een uitpuilende broekzak

“Spring ‘ns… “

Jongetje 2 stond een beetje ongemakkelijk voor me, maar sprong niet. Zojuist had ik jongetje 1 bij me gehad. Die had het wel meteen begrepen. Ze waren d’r ingeluisd. 

Even voor de duidelijkheid: ik hou niet van klikken. Over het algemeen stuur ik kinderen die iets komen vertellen over de zonden van anderen onverrichter zake weer weg. Maar soms vind ik toch dat een kind ergens niet mee weg mag komen. Jongetje 3 was bij me geweest om te vertellen dat jongetje 1 en jongetje 2 knikkers van school mee naar huis wilden nemen. Tja, dat konden we natuurlijk niet hebben.

“Jongetje 1”, had ik gezegd, “ik heb gehoord dat er iets geks aan de hand is met de knikkers van school. Weet jij wat?” Jongetje 1 zei eerst niks en stopte zijn broodtrommel in zijn tas. Bijna dan. De broodtrommel rammelde nogal. Jongetje 1 begreep snel dat deze juf nu niet meer zo makkelijk voor de gek te houden was. De trommel ging open en er lagen, voor geen van ons beiden een verrassing,  een paar knikkers in. Uit eigen beweging stak hij zijn hand in zijn broekzak en haalde daar ook nog een flinke hand vol uit. “Jij weet wel waar die opgeruimd moeten worden he?” Jongetje 1 knikte en ging heen om zijn zonden ongedaan te maken.

Aan jongetje 2 had ik ook gevraagd of hij wist wat er aan de hand was met de knikkers van school. Ook hij wist dat best. “Jongetje 1 wil ze mee naar huis nemen!” “Alleen jongetje 1?” had ik gevraagd. En jongetje 2 had geknikt. Alleen jongetje 1.

“Spring ‘ns” zei ik. Dat  vond ‘ie wel een beetje raar. Ik vroeg het nog een keer. “Spring ‘ns?” Jongetje 2 schuifelde wat, maar wilde liever niet springen. Vriendelijk, maar zonder de optie om te weigeren open te laten zei ik: “Ik wil echt dat je even voor me op en neer springt.” Er was geen ontkomen aan, en jongetje 2 sprong. “Krikrkrikrkrirk” klonk het uit zijn uitpuilende broekzak. Een glimlach met moeite onderdrukkend legde ik hem uit dat de school die knikkers ook moet kopen, dat dat geld kost, en dat het niet de bedoeling is dat kinderen die mee naar huis nemen. Dan zou de school geen geld meer overhouden natuurlijk. Ik sommeerde hem de knikkers netjes op te ruimen waar ze hoorden.

Even later stonden ze buiten naast me. Twee jongetjes die heel graag knikkers hadden gehad, maar die heus wel snapten dat ze die niet zomaar van school mee mochten nemen. “Ja jongetje 1, die moet de school ook gewoon kopen hoor!” zei jongetje 2, met zijn hand in zijn lege broekzak.

maandag 8 juni 2020

DIe zag meneer Buijs niet aankomen

Een kasteel. Of een burcht. Of een paleis. Met daarvoor, daarin of daarop een prinses, eventueel een koning, maar het liefst een prinses. Met een kroon op het hoofd. Trouwens, de meisjes bij de huizen hadden vaak ook een kroontje op, of een feestmuts. En enorme handen, dat ook. 



Op de lagere school, en daarna, blonk ik uit in van alles, maar niet in tekenen. Zesjes, hooguit zevens voor de moeite kreeg ik als er een beoordeling aan gekoppeld moest worden.. Ik herinner me uit de brugklas een heidens karwei van een jungle in Oost-Indische inkt. Elk blaadje had een andere textuur en alles moest ingevuld worden met cirkeltjes, kriebeltjes, streepjes, stipjes, en dan moest je ook nog ergens de suggestie van een zonnestraal in verwerken.
De eindopdracht: juffertjes-in-het-groen

Man, wat deed ik mijn best, en eigenlijk was ik heus een beetje tevreden, tot ik de resultaten van anderen zag. Mijn werk zag er ineens knoeierig en lomp uit. Dat vond meneer Buijs, de excentrieke tekenleraar ook, al heeft hij het vast niet in die bewoordingen gezegd. Wel dat het nogal slordig was. Wist hij veel hoe ik gezwoegd had...





Hoewel ik tekenen als kind leuk vond, werd ik volwassen met het idee het niet te kunnen. En toch, toen we de afgelopen tijd veel thuis waren, iedereen hard aan het werk, en ik daar tussendoor scharrelend mezelf in de weg zat en ook iets "rustigs aan tafel" wilde doen, viel mijn keuze op een tekencursus. Het moest iets korts zijn, want de periode van thuisquarantaine zou immers niet superlang duren en iets dat ik echt wilde leren. Een cursus botanisch tekenen werd het, via de NTI. 

Eerst materiaal verkennen, grafietpotloden, kleurpotloden, aquarelverf. Meten hoe groot de bloem is, dat op papier zetten, precies werken.  Kleuren mengen, waar zit nou eigenlijk echt de schaduw, waar valt licht op? Blaadjes tekenen, bloemen tekenen, uitstapjes naar een ui, een appel, een mango. Het ging niet vanzelf, want een natuurtalent, dat ben ik niet. Maar er lukte steeds meer wel dan niet. Oefenen, oefenen, oefenen. En ik kreeg er steeds meer lol in.

Ik had al vlot door dat verf het niet was voor mij. Hartstikke leuk, maar wat een gedoe. Veel wachten, veel vlekken maken, knoeiboel. Geen progressie ook. Jammer van de gekochte verf, maar die doneer ik dan maar met liefde aan mijn creatieve dochter. 
Maar de kleurpotloden, die liggen me wel. Ik kan het gewoon. Vanochtend, op de dag dat we als school weer helemaal open mochten, kreeg ik de beoordeling van mijn eindopdracht, juffertjes-in-het-groen uit de tuin. Een 8,5! Met mooi commentaar. Goed gekeken, mooie details. Let nog even hier op, en daar op. Maar vooral: geweldig gedaan, en blijf tekenen! En stiekem denk ik: Ha meneer Buijs, die zag je niet aankomen!