Het was druk in de stad. Geen wonder: Sinterklaas was vanochtend met zijn gevolg aangekomenen enthousiast begroet door ongeveer alle kleine gelovige kinderen, hun ouders en mijn 16-jarige dochter met haar vriendinnen. Zoiets gaat in fases.
Eerst geloof je in de goedgeefse heilige, zonder twijels, omdat je niet beter weet, bekijk je hem met diep ontzag en wil je liefst elke avond je schoen zetten in de hoop dat daar iets in komt. Dan komt er een periode van twijfel, gevoed door vroegwijze klasgenoten en eigen conclusies. Een pareltje uit deze periode: "Zijn die pieten nou eigenlijk echt zwart, of zijn ze geschminkt?" "Wat denk je zelf?" "Ik denk geschminkt" "Hmhm, klopt." "O... Dan kan Sinterklaas wel goed schminken zeg!"
Deze periode eindigt in het spannende kennen van "Het grote geheim", een zekerheid die wonderlijk snel even kan verdwijnen als die Sint-Nicolaas zich op aanraakafstand bevindt, en vol bravoure terugkomt als hij uit het zicht verdwenen is.
Er volgt een tijd van mooiweerspelen voor broertjes en zusjes en ander klein grut. Natúúrlijk verraad je niet hoe het zit, bedenk je allerlei manieren om het feest nog mooier en spannender te maken, opzichtig knipogend naar de volwassenen in de buurt, want o, ze mochten eens denken dat jij een van de kleintjes was, een van de beminde gelovigen die nog niet wisten van de mijter en de rand...
Na deze periode, die afhankelijk van het aantal en de leeftijd van broertjes en zusjes best een heel aantal jaren kan duren, ben je vrij om te doen wat je wil. Het hele feest links laten liggen, de gezelligheid met cadeautjes uitstellen tot Kerst, of met vrienden of familie een vrolijke invulling geven aan dit buitenkansje van cadeautjes en lekkers. Niet meer gehinderd door gedwongen voorzichtigheid en verplicht meespelen kun je los.
En dus toog dochter van 16 met haar vriendinnen naar de intocht, net als vorig jaar. Ze zette voor de gelegenheid haar wekker op deze zaterdag, dan is het menens.
Toen ik haar later in de stad tegenkwam, waar ik namens voornoemde heiligman inkopen deed voor een niet nader te noemen persoon uit de familie, bood ze me glunderend een kruidnootje aan. Nee, een hand van Sinterklaas had ze niet gehad, wel van een Piet, en kruidnootjes, en er was een trompetpiet die verdacht veel op haar voormalige scheikundeleraar leek.
We vervolgden onze weg samen, nog even overleggend over wat aanvullende kleine pakjes, schuifelend door overvolle winkels en de bijna net zo volle straten. Ook voor mij is een nieuwe periode aangebroken. Tussen alle geheimzinnigheid door hebben we lol om kleinigheidjes die ik eerder alleen regelde, of met mijn man.
Als we moe door de drukte en de zware tassen besluiten op huis aan te gaan, begint het te betrekken, en nog voor we op de fiets stappen vallen de eerste druppels. Zingend over Pino met zijn paraplu gaan we op weg. We denken allebei aan hetzelfde, en zij zegt het: "Gelukkig hagelt het niet hè mama?"
We schieten in de lach, want juist op dat moment vallen de eerste hagelstenen op onze jassen. We schakelen tegelijk om naar de volgende relativerende modus. Zij zegt: "Het is wél lekker koud.. " En ik:"Gelukkig komt het van achter, we krijgen het niet in ons gezicht"
Dit kind, deze jonge vrouw, wat is ze mooi, wat hou ik van haar...
Een blog over wat mij bezig houdt. Over kinderen, hoogbegaafdheid, naaien, haken, foto's en dat wat op mijn pad komt
zaterdag 25 november 2017
maandag 30 oktober 2017
Op zijn allerjarigst...
Het middelpunt van de wereld was hij, het kleine mannetje van 5 dat naast mijn bureau stond. Nou ja, klein mannetje, 5 werd hij, en in zijn beleving bestond er niks groters. Iets mooiers, geweldigers, heerlijkers dan jarig zijn en 5 worden kon hij zich niet voorstellen. Hij zei het niet, maar zijn ogen spraken voor hem.
Hij gaf me een doorzichtig zakje. Ademloos zei hij: "Dat hartje heb m'n beppe gemaakt, die (een theezakje) heb ik van m'n moeder gekregen, en dát is een koekje, mét chocola.... Die mag je hóúden..."
Met zoveel bewonderende aandacht voor wat hij te geven had zei hij het. In diepe dankbaarheid nam ik zijn traktatie aan en met mijn allermooiste potlood schreef ik HOERA op zijn verjaardagskaart. Hij bekeek het met een gelukzalige glimlach.
Jariger dan dit wordt hij de rest van zijn leven niet meer. Want 5... wow!
Jariger dan dit wordt hij de rest van zijn leven niet meer. Want 5... wow!
zondag 15 oktober 2017
Staartjes
"Kijk mam, zelf gemaakt!"
Bewonderend keek ik naar mijn dochter, die voor me stond met een staart in haar haar. Een scheve staart was het, en aan beide kanten van haar hoofd hingen nog flinke slierten onwillig haar die niet van plan waren geweest zich te onderwerpen aan het elastiekje. Maar het was een staart en ik stak mijn trots niet onder stoelen of banken.
Natuurlijk was ik trots. Mijn dochter, en dit moment heb ik met allebei meegemaakt, kon ZELF een staart in haar haar maken, een mijlpaal voor elk meisje met lang haar.
En misschien nog wel een grotere mijlpaal voor een moeder die als meisje met lang haar eigenlijk altijd vergat haar haar te kammen, en al helemaal een staart te maken. Gewoon, omdat er niemand was die het haar leerde.
Het was een opluchting voor me dat ik lang genoeg in het leven van mijn dochters was geweest om ze te leren hun eigen haar te verzorgen. Dat hadden ze in ieder geval binnen.
Daar moest ik aan denken toen ik van de week de telefoon neerlegde. Ik had zojuist de klinisch geneticus uit Nijmegen gesproken. Een week of 5 geleden zaten we bij haar aan tafel. Mijn verhaal was bijzonder. Een moeder die jong overleed aan een onbekende kanker, een inmiddels hoogbejaarde huisarts van toen die nog wel de situatie wist, en die ergens vaag dacht dat het misschien wel eierstokkanker was, maar die het echt niet zeker wist, en een nichtje dat arts is en vertelde dat dat best zou kunnen, en dat het dan misschien wel erfelijk zou kunnen zijn.
En dus zaten we daar. We namen de gegevens door en besloten dat het een goed idee was om toch het een en ander te onderzoeken. Mijn DNA zou onderzocht worden op een paar genetische afwijkingen. De stagiaire die bloed bij me prikte was zenuwachtig, maar deed het voorbeeldig.
En de arts ging voor mij nog een keer proberen in Zwolle te vragen of er nog gegevens over mijn moeder waren. Al een paar keer had ik dat stukje van mijn leven, de kanker van mijn moeder, aan alle kanten bekeken, en vervolgens weer ingepakt en weggelegd. Al een paar keer had ik me erbij neergelegd dat ik het niet zou weten. En nu ging zij het toch nog een keer proberen. Misschien, als arts, misschien had zij iets meer mogelijkheden, al waren ze klein.
Het was niet gelukt, vertelde ze aan de telefoon. Ze had geen bericht terug gehad uit Zwolle. Nooit zal ik het weten. Het doosje mag dicht, met een lintje erom dat nooit meer open hoeft. Vreemd genoeg geeft het rust. Hier hoef ik niets meer mee. Ik hoef niet meer te zoeken, want het is niet te vinden. Het mag opgeborgen ergens op een dierbaar plekje van mijn hart en daar mag het blijven.
En de uitslag van het onderzoek was helemaal in orde. Geen afwijkingen in de onderzochte stukjes DNA. Geen extra kans op eierstokkanker en borstkanker. En géén kans om dat door te geven aan mijn dochters.
Mijn dochters, die zelf staartjes in hun haar kunnen maken. En die nog heel veel meer kunnen leren, van hun moeder.
Bewonderend keek ik naar mijn dochter, die voor me stond met een staart in haar haar. Een scheve staart was het, en aan beide kanten van haar hoofd hingen nog flinke slierten onwillig haar die niet van plan waren geweest zich te onderwerpen aan het elastiekje. Maar het was een staart en ik stak mijn trots niet onder stoelen of banken.
Natuurlijk was ik trots. Mijn dochter, en dit moment heb ik met allebei meegemaakt, kon ZELF een staart in haar haar maken, een mijlpaal voor elk meisje met lang haar.
En misschien nog wel een grotere mijlpaal voor een moeder die als meisje met lang haar eigenlijk altijd vergat haar haar te kammen, en al helemaal een staart te maken. Gewoon, omdat er niemand was die het haar leerde.
Het was een opluchting voor me dat ik lang genoeg in het leven van mijn dochters was geweest om ze te leren hun eigen haar te verzorgen. Dat hadden ze in ieder geval binnen.
Daar moest ik aan denken toen ik van de week de telefoon neerlegde. Ik had zojuist de klinisch geneticus uit Nijmegen gesproken. Een week of 5 geleden zaten we bij haar aan tafel. Mijn verhaal was bijzonder. Een moeder die jong overleed aan een onbekende kanker, een inmiddels hoogbejaarde huisarts van toen die nog wel de situatie wist, en die ergens vaag dacht dat het misschien wel eierstokkanker was, maar die het echt niet zeker wist, en een nichtje dat arts is en vertelde dat dat best zou kunnen, en dat het dan misschien wel erfelijk zou kunnen zijn.
En dus zaten we daar. We namen de gegevens door en besloten dat het een goed idee was om toch het een en ander te onderzoeken. Mijn DNA zou onderzocht worden op een paar genetische afwijkingen. De stagiaire die bloed bij me prikte was zenuwachtig, maar deed het voorbeeldig.
En de arts ging voor mij nog een keer proberen in Zwolle te vragen of er nog gegevens over mijn moeder waren. Al een paar keer had ik dat stukje van mijn leven, de kanker van mijn moeder, aan alle kanten bekeken, en vervolgens weer ingepakt en weggelegd. Al een paar keer had ik me erbij neergelegd dat ik het niet zou weten. En nu ging zij het toch nog een keer proberen. Misschien, als arts, misschien had zij iets meer mogelijkheden, al waren ze klein.
Het was niet gelukt, vertelde ze aan de telefoon. Ze had geen bericht terug gehad uit Zwolle. Nooit zal ik het weten. Het doosje mag dicht, met een lintje erom dat nooit meer open hoeft. Vreemd genoeg geeft het rust. Hier hoef ik niets meer mee. Ik hoef niet meer te zoeken, want het is niet te vinden. Het mag opgeborgen ergens op een dierbaar plekje van mijn hart en daar mag het blijven.
En de uitslag van het onderzoek was helemaal in orde. Geen afwijkingen in de onderzochte stukjes DNA. Geen extra kans op eierstokkanker en borstkanker. En géén kans om dat door te geven aan mijn dochters.
Mijn dochters, die zelf staartjes in hun haar kunnen maken. En die nog heel veel meer kunnen leren, van hun moeder.
zondag 10 september 2017
Mijn zachte verdriet
Wat gek eigenlijk, dat je kunt gaan houden van je verdriet...
Mijn verdriet vandaag, 39 jaar nadat mijn moeder overleed, zij 31, ik 5, mijn verdriet is zacht, en mild, en mooi, en liefdevol. Zonder drama, zonder opsmuk.
Verdriet dat geen behoefte heeft aan troost, alleen maar aan erkenning, het meest nog van mezelf.
Het is er, en het zal er altijd zijn, als deel van mij, als een van de bronnen van wie ik ben.
Mijn verdriet vandaag, 39 jaar nadat mijn moeder overleed, zij 31, ik 5, mijn verdriet is zacht, en mild, en mooi, en liefdevol. Zonder drama, zonder opsmuk.
Verdriet dat geen behoefte heeft aan troost, alleen maar aan erkenning, het meest nog van mezelf.
Het is er, en het zal er altijd zijn, als deel van mij, als een van de bronnen van wie ik ben.
zaterdag 19 augustus 2017
Dat ene kind
"Je hebt ze eigenlijk allemaal wel, van die kinderen die je net wat meer bijblijven. Zo'n kind waar je later aan terugdenkt, je afvragend hoe het daarmee is. Zo'n kind dat je extra raakt, omdat er iets bijzonders mee was, waar je een verhaal van hebt. Vertel elkaar dat verhaal, en kijk of je elkaars en je eigen drijfveren er uit naar boven kunt krijgen"
Wat een mooie opdracht voor de eerste studieochtend van het jaar....
Ze zat op een te grote stoel met haar kleine lijf. Een blonde kleuter. naar beneden kijkend naar haar bungelende benen. Ze zat er wel vaker, in de koffiekamer, even af te koelen.
"Hoi, waarom zit jij hier?" vroeg ik.
Ze bleef naar beneden kijken, en mompelde: "Dat moest van juf. Ik had iemand geslagen"
Serieus keek ik naar haar. "Oei, dat is niet de bedoeling. Je weet dat dat ook niet mag in groep 3 als je bij mij komt hè?" Schuldbewust knikte ze. Ja, dat wist ze wel. Ze wist immers ook wel dat het in groep 2 niet mocht, maar soms overkwam het haar. Door wat er gebeurd was miste ze natuurlijke remmingen. Haar hersenen hielden haar niet tegen. Als ze boos was, ging ze door het lint. Als ze verdrietig was, verging de wereld. Daar stond tegenover, dat ze als ze blij was stuiterde, sprong en straalde, als je haar enthousiast wist te krijgen - wat, zoals ik later merkte, meestal niet tijdens de rekenles was - zat ze op het puntje van haar stoel, of stond ze ervoor, en kwam ze met de beste ideeën, en als ze jarig was, dan zong de de aarde waar ze op liep Lang zal ze leven.
Eenmaal in groep 3 ging het regelmatig mis. Ze ontplofte, deed dingen die niet door de beugel konden, schriften werden in boze buien bekrast, klasgenoten gemept. Maar vaker ging het goed. High five, aai over je bol, knipoog. De lijntjes met haar pleeggezin waren kort, de gesprekken prettig en gelijkwaardig. Samen zochten we naar de goede weg.
Dolblij waren zij en haar klasgenootjes met onze uitnodiging. Wat een geluk, als je juf gaat trouwen, net als jij bij haar in de klas zit! Dan mag je komen, de juf in haar mooie jurk zien, voor haar en haar kersverse man zingen in je feestelijkste kleren.
Maar er kwam een kink in de kabel. Ik vertelde het in de klas.
"Lieve kinderen, luister. Jullie hebben allemaal een uitnodiging voor onze trouwdag gekregen. We gaan wel trouwen, maar niet nu. Dicks moeder is heel erg ziek, en we weten niet of ze weer beter wordt. Ze is nu in het ziekenhuis, en als we nu gaan trouwen, dan weten we zeker dat ze er niet bij kan zijn. Als ze beter wordt, is ze nog niet beter genoeg om erbij te zijn, en als ze niet beter wordt, dan zijn we te verdrietig om feest te vieren.
We gaan later trouwen, maar jullie mogen nog steeds komen, ook al zit je dan niet meer bij mij in de klas."
De volgende dag stond er een klein meisje naast mijn bureau. Een meisje met een boek. Ze gaf het aan mij en zei: "Ja, juf, ik dacht... als Dicks moeder nou zo ziek is, dan
is hij vast veel bij zijn moeder in het ziekenhuis. Jij mag dit boek van me lenen, want dan heb je toch nog een Dik bij je."
Dit meisje, dit kind waar we met zijn allen zoveel mee te stellen hadden, gaf me haar nieuwe boek van Dik Trom. Als ze boos was ontplofte ze, als ze verdrietig was verging de wereld. Maar als ze lief was, dan ging ze regelrecht naar binnen, naar het warmste plekje van mijn hart, waar ze nu, na 17 jaar, nog steeds zit.
En onze bruiloft, die is gevierd, mét mijn schoonmoeder, en met twéé groepen kinderen die ons toezongen,
in hun feestelijkste kleren.
Wat een mooie opdracht voor de eerste studieochtend van het jaar....
Ze zat op een te grote stoel met haar kleine lijf. Een blonde kleuter. naar beneden kijkend naar haar bungelende benen. Ze zat er wel vaker, in de koffiekamer, even af te koelen.
"Hoi, waarom zit jij hier?" vroeg ik.
Ze bleef naar beneden kijken, en mompelde: "Dat moest van juf. Ik had iemand geslagen"
Serieus keek ik naar haar. "Oei, dat is niet de bedoeling. Je weet dat dat ook niet mag in groep 3 als je bij mij komt hè?" Schuldbewust knikte ze. Ja, dat wist ze wel. Ze wist immers ook wel dat het in groep 2 niet mocht, maar soms overkwam het haar. Door wat er gebeurd was miste ze natuurlijke remmingen. Haar hersenen hielden haar niet tegen. Als ze boos was, ging ze door het lint. Als ze verdrietig was, verging de wereld. Daar stond tegenover, dat ze als ze blij was stuiterde, sprong en straalde, als je haar enthousiast wist te krijgen - wat, zoals ik later merkte, meestal niet tijdens de rekenles was - zat ze op het puntje van haar stoel, of stond ze ervoor, en kwam ze met de beste ideeën, en als ze jarig was, dan zong de de aarde waar ze op liep Lang zal ze leven.
Eenmaal in groep 3 ging het regelmatig mis. Ze ontplofte, deed dingen die niet door de beugel konden, schriften werden in boze buien bekrast, klasgenoten gemept. Maar vaker ging het goed. High five, aai over je bol, knipoog. De lijntjes met haar pleeggezin waren kort, de gesprekken prettig en gelijkwaardig. Samen zochten we naar de goede weg.
Dolblij waren zij en haar klasgenootjes met onze uitnodiging. Wat een geluk, als je juf gaat trouwen, net als jij bij haar in de klas zit! Dan mag je komen, de juf in haar mooie jurk zien, voor haar en haar kersverse man zingen in je feestelijkste kleren.
Maar er kwam een kink in de kabel. Ik vertelde het in de klas.
"Lieve kinderen, luister. Jullie hebben allemaal een uitnodiging voor onze trouwdag gekregen. We gaan wel trouwen, maar niet nu. Dicks moeder is heel erg ziek, en we weten niet of ze weer beter wordt. Ze is nu in het ziekenhuis, en als we nu gaan trouwen, dan weten we zeker dat ze er niet bij kan zijn. Als ze beter wordt, is ze nog niet beter genoeg om erbij te zijn, en als ze niet beter wordt, dan zijn we te verdrietig om feest te vieren.
We gaan later trouwen, maar jullie mogen nog steeds komen, ook al zit je dan niet meer bij mij in de klas."
De volgende dag stond er een klein meisje naast mijn bureau. Een meisje met een boek. Ze gaf het aan mij en zei: "Ja, juf, ik dacht... als Dicks moeder nou zo ziek is, dan
is hij vast veel bij zijn moeder in het ziekenhuis. Jij mag dit boek van me lenen, want dan heb je toch nog een Dik bij je."
Dit meisje, dit kind waar we met zijn allen zoveel mee te stellen hadden, gaf me haar nieuwe boek van Dik Trom. Als ze boos was ontplofte ze, als ze verdrietig was verging de wereld. Maar als ze lief was, dan ging ze regelrecht naar binnen, naar het warmste plekje van mijn hart, waar ze nu, na 17 jaar, nog steeds zit.
En onze bruiloft, die is gevierd, mét mijn schoonmoeder, en met twéé groepen kinderen die ons toezongen,
in hun feestelijkste kleren.
woensdag 5 juli 2017
Ramen lappen op oma's manier
Splatsj! Splatsj! Huh? Haha!
Die Huh?, dat was mijn dochter, de Haha! daarna van mijn zoon.
De Splatsj! Splatsj!... da's een bijzonder verhaal. Dat was namelijk van mijn oma. Met terugwerkende kracht, dat wel.
Mijn oma was een tof mens. We waren veel bij haar, ze was de basis van ons tweede thuis. Zonder moeder en met een vader die gewoon moest werken als mijn broer en ik vakantie hadden, moesten we toch ergens heen, en waar beter heen dan naar Loppersum, waar mijn opa en oma woonden, en waar wij het ontzettend naar de zin hadden?
Met oma deed ik spelletjes aan tafel (flenzen, jokeren, memory, dobbelen... maar geen monopoly. "Dat ken ik niet" "Dan leren we het je toch?" "Nee, want als ik het ken moet ik het ook doen, en daar heb ik geen zin in")
Oma was ook niet te beroerd om al een computerspelletje uit te proberen toen wij bij ons thuis lang voor de pc bestond al een prehistorische spelcomputer hadden. Na mijn vaders eerste borrel versloeg ze hem met gemak.
Oma maakte pannekoeken (toen nog zonder tussen-n) van de door ons verzamelde tarwe, poffert (Groningser wordt het niet) en de volgende dag nog een keer poffert, maar dan opgebakken.
Met oma ging ik naar "Stad", om kleren te kopen, en met oma at ik daar een ijsje bij de Talamini. "Hoeveel bolletjes?" "O, doe maar 5!" "Ehm... okeeee.... welke smaken wil je?" "ALLEMAAL boerenjongens!" Wat een lol hadden we samen om deze heerlijke uitspatting!
En terwijl wij daar waren, ging het gewone leven gewoon door. We deden boodschappen, ze waste onze kleren, hield het huis schoon en af en toe hoorden we Splatsj! Splatsj!
Dan gingen we voor het raam staan, want oma ging de ramen lappen. Dat deed ze met behulp van de "slaif", de soeplepel. Met de slaif splatsjte ze het water tegen het raam, en daarna pas ging ze lappen. Als je voor het raam stond, leek het elke keer net of je een plens water in je gezicht kreeg. Hilariteit!
Ik heb de ramen gelapt, a la oma, met de slaif. Of het daar nou zoveel makkelijker of beter van ging, dat weet ik niet. Maar het was wel leuk, en ze zijn schoon. Ik geloof dat ik oma's manier er maar inhoud.
Die Huh?, dat was mijn dochter, de Haha! daarna van mijn zoon.
De Splatsj! Splatsj!... da's een bijzonder verhaal. Dat was namelijk van mijn oma. Met terugwerkende kracht, dat wel.
Mijn oma was een tof mens. We waren veel bij haar, ze was de basis van ons tweede thuis. Zonder moeder en met een vader die gewoon moest werken als mijn broer en ik vakantie hadden, moesten we toch ergens heen, en waar beter heen dan naar Loppersum, waar mijn opa en oma woonden, en waar wij het ontzettend naar de zin hadden?
Met oma deed ik spelletjes aan tafel (flenzen, jokeren, memory, dobbelen... maar geen monopoly. "Dat ken ik niet" "Dan leren we het je toch?" "Nee, want als ik het ken moet ik het ook doen, en daar heb ik geen zin in")
Oma was ook niet te beroerd om al een computerspelletje uit te proberen toen wij bij ons thuis lang voor de pc bestond al een prehistorische spelcomputer hadden. Na mijn vaders eerste borrel versloeg ze hem met gemak.
Oma maakte pannekoeken (toen nog zonder tussen-n) van de door ons verzamelde tarwe, poffert (Groningser wordt het niet) en de volgende dag nog een keer poffert, maar dan opgebakken.
Met oma ging ik naar "Stad", om kleren te kopen, en met oma at ik daar een ijsje bij de Talamini. "Hoeveel bolletjes?" "O, doe maar 5!" "Ehm... okeeee.... welke smaken wil je?" "ALLEMAAL boerenjongens!" Wat een lol hadden we samen om deze heerlijke uitspatting!
En terwijl wij daar waren, ging het gewone leven gewoon door. We deden boodschappen, ze waste onze kleren, hield het huis schoon en af en toe hoorden we Splatsj! Splatsj!
Dan gingen we voor het raam staan, want oma ging de ramen lappen. Dat deed ze met behulp van de "slaif", de soeplepel. Met de slaif splatsjte ze het water tegen het raam, en daarna pas ging ze lappen. Als je voor het raam stond, leek het elke keer net of je een plens water in je gezicht kreeg. Hilariteit!
Ik heb de ramen gelapt, a la oma, met de slaif. Of het daar nou zoveel makkelijker of beter van ging, dat weet ik niet. Maar het was wel leuk, en ze zijn schoon. Ik geloof dat ik oma's manier er maar inhoud.
zaterdag 22 april 2017
Mijn schoondochter boft maar...
"En jij hebt ook helemaal geen roze.."
Aan de andere kant van de schutting hoor ik een donkere stem grinnikend een jongetje uit de buurt van repliek dienen. Nog geen twee tellen later gaat de poort open en ik zie mijn zoon van 13 de tuin binnenkomen, met op zijn rug de roze bloemetjestas van zijn zusje. Het duurt even voor het kwartje valt. Die donkere stem, dat was de stem van mijn zoon, die ik even niet had herkend. Het past in het plaatje. Hij groeit, mijn zoon. Zijn lengte schiet omhoog en zijn stem omlaag.
Hij had liefdevol, en uit eigenbelang, legt hij uit, want zijn telefoon zat erin, de tas van zijn zusje mee naar huis genomen, en het buurtjongetje had, terwijl hij zelf iets rozes aan zijn schoenen aan het bevestigen was, hem uitgelachen. De tijd dat hij zich dat soort dingen aantrok behoort tot het verleden. Hij geeft een opmerking terug, haalt zijn schouders op en gaat door met wat hij aan het doen was.
Mijn zoon is groot en klein tegelijk. Hij vindt het met zijn 13 jaar nog steeds leuk als zijn moeder een shirt voor hem naait. En dat hoeft geen standaardshirt te zijn. Deze keer werd het een luiaardshirt. Ik vond een lap stof, een schot in de roos. Het patroon dat ik graag voor zijn shirts gebruik bleek echter niet meer te voldoen. De grootste maat van dit jongensshirt gaat hem gewoon echt niet meer passen. Gelukkig bestond er ook een volwassen versie van dit patroon en dus heeft mijn zoon nu zijn eerste officiële mannenshirt. Dat is, in combinatie met die lage bromstem, toch echt een teken dat hij jochie-af is.
Gisteren kwam hij kijken bij zijn zusje, die koningsspelen had. Hij stond langs de kant en werd gevraagd mee te doen. Zo stond hij voetballen door gaten (oke, tegen de lat) te schieten tussen kinderen die 4 jaar jonger, maar toch, ondanks zijn herenmaat, nauwelijks kleiner waren dan hij. En zo maakte hij een prachtige net-niet-redding toen een motorisch zwak klasgenootje van zijn zus dat op eigen kracht nooit zou scoren op zijn doel schoot. Genieten als een jochie, inzicht en mededogen als een volwassene.
En zo at hij tussen de veel jongere kinderen met veel smaak zijn worstenbroodje, en reed hij even later bij tekort aan fietsouders als begeleider mee in de groep van zijn zusje, om te zorgen dat ze veilig de grote drukke autoweg over konden steken.
Stoot ik keihard (echt snoeihard) mijn scheen aan de klep van de afwasmachine, dan is mijn zoon degene die een icepack voor me haalt. Heb ik een gat in mijn zelf gehaakte en zeer geliefde zijden sjaal, dan is hij degene die de volgende ochtend aan me vraagt of het me gelukt is om het te repareren. Valt zijn zusje, dan helpt hij haar overeind. Heeft zijn grote zus slecht gepland, dan helpt hij haar met het maken van een filmpje voor school.
Mijn schoondochter boft maar. Ze is nog niet in zicht, maar sjonge, je zou maar zo'n man treffen later....
Aan de andere kant van de schutting hoor ik een donkere stem grinnikend een jongetje uit de buurt van repliek dienen. Nog geen twee tellen later gaat de poort open en ik zie mijn zoon van 13 de tuin binnenkomen, met op zijn rug de roze bloemetjestas van zijn zusje. Het duurt even voor het kwartje valt. Die donkere stem, dat was de stem van mijn zoon, die ik even niet had herkend. Het past in het plaatje. Hij groeit, mijn zoon. Zijn lengte schiet omhoog en zijn stem omlaag.
Hij had liefdevol, en uit eigenbelang, legt hij uit, want zijn telefoon zat erin, de tas van zijn zusje mee naar huis genomen, en het buurtjongetje had, terwijl hij zelf iets rozes aan zijn schoenen aan het bevestigen was, hem uitgelachen. De tijd dat hij zich dat soort dingen aantrok behoort tot het verleden. Hij geeft een opmerking terug, haalt zijn schouders op en gaat door met wat hij aan het doen was.
Mijn zoon is groot en klein tegelijk. Hij vindt het met zijn 13 jaar nog steeds leuk als zijn moeder een shirt voor hem naait. En dat hoeft geen standaardshirt te zijn. Deze keer werd het een luiaardshirt. Ik vond een lap stof, een schot in de roos. Het patroon dat ik graag voor zijn shirts gebruik bleek echter niet meer te voldoen. De grootste maat van dit jongensshirt gaat hem gewoon echt niet meer passen. Gelukkig bestond er ook een volwassen versie van dit patroon en dus heeft mijn zoon nu zijn eerste officiële mannenshirt. Dat is, in combinatie met die lage bromstem, toch echt een teken dat hij jochie-af is.
Gisteren kwam hij kijken bij zijn zusje, die koningsspelen had. Hij stond langs de kant en werd gevraagd mee te doen. Zo stond hij voetballen door gaten (oke, tegen de lat) te schieten tussen kinderen die 4 jaar jonger, maar toch, ondanks zijn herenmaat, nauwelijks kleiner waren dan hij. En zo maakte hij een prachtige net-niet-redding toen een motorisch zwak klasgenootje van zijn zus dat op eigen kracht nooit zou scoren op zijn doel schoot. Genieten als een jochie, inzicht en mededogen als een volwassene.
En zo at hij tussen de veel jongere kinderen met veel smaak zijn worstenbroodje, en reed hij even later bij tekort aan fietsouders als begeleider mee in de groep van zijn zusje, om te zorgen dat ze veilig de grote drukke autoweg over konden steken.
Stoot ik keihard (echt snoeihard) mijn scheen aan de klep van de afwasmachine, dan is mijn zoon degene die een icepack voor me haalt. Heb ik een gat in mijn zelf gehaakte en zeer geliefde zijden sjaal, dan is hij degene die de volgende ochtend aan me vraagt of het me gelukt is om het te repareren. Valt zijn zusje, dan helpt hij haar overeind. Heeft zijn grote zus slecht gepland, dan helpt hij haar met het maken van een filmpje voor school.
Mijn schoondochter boft maar. Ze is nog niet in zicht, maar sjonge, je zou maar zo'n man treffen later....
zondag 16 april 2017
Loslaten in het groot
"Geniet er maar van zo lang ze klein zijn, ze zijn zo snel groot.... " Of "Kon je het maar tegenhouden he, het gaat veel te snel allemaal..."
Tja, ik heb het niet. Ik stond niet stiekem te snotteren toen ik ze voor het eerst op school achter liet. Ik ben geen moeder die "niet te hoog hoor!" roept bij het klimrek. En mijn oudste dochter reisde al in de brugklas in haar eentje naar Utrecht met de trein. Ze wist waar ze moest overstappen, en toen ze vertraging had, onderhield ze keurig het contact met mijn vriendin die haar zou komen afhalen. In deze tijd van mobiele telefoons is loslaten sowieso makkelijker dan vroeger denk ik.
Ik geniet ervan. Van de groei, van het zien wat ze nou weer doen. Van mijn jongste van 9 die, terwijl ik dit typ, in de keuken cupcakes met paaseitjes staat te bakken. Ze heeft me bijna alleen nodig om de boel in de hete oven te zetten en er uit te halen. En als ze dat zelf zou durven, zou ze het mogen. Van mijn zoon, die zijn grote zus op het laatste moment (gisteravond) nog best wil helpen met het maken van een filmpje. "Lukt het?" "Nog niet, maar zo meteen wel!" (even tussendoor: ELKE zus zou een broer moeten hebben zoals hij)
Ze groeien mooi, alledrie, dat helpt ook. Ik heb geen kinderen die als peuter al uit hun bedje klommen, ze hebben geen van allen tot nu toe iets heftigers gebroken dan glazen en borden en ze talen niet naar sigaretten, winkeldiefstal of spijbelen. En ze doen pas cupcakes in de hete oven als ze dat zelf durven.
Ze maken het loslaten makkelijk.
Meestal makkelijk. Vandaag iets minder makkelijk, maar ook.. groots, geweldig, indrukwekkend, spannend... Mijn kind, mijn oudste dochter van 15 gaat naar Noorwegen. In d'r uppie.
Ze gaat 1,5 week, volgende week dinsdag komt ze terug. Work Experience. Ze gaat stagelopen in het Nobel Peace Centre in Oslo. Afgelopen zomer waren we daar, en het was voor haar een van de hoogtepunten van de vakantie. Mijn maatschappelijk geëngageerde dochter slurpte alle informatie op. Over vluchtelingen, Amnesty, nobelprijswinnaars...
Het grootste hoogtepunt was de logeerpartij bij haar instagramvriendin. We hebben bij haar en haar gezin een paar heerlijke dagen gehad en het voelt heel goed dat we weten dat ze ook nu daar logeert. Ze is in goede handen.
Vanochtend, na het extra vroege paasontbijt en de nodige extra dikke knuffels is ze vertrokken. Naar Schiphol, met papa, die ook niet verder meeging dan waar de niet-reizigers mogen komen.
Ze appte na de douane: Zonder moeilijkheden er doorheen gekomen. De douanemevrouw vond het maar stoer dat ze in haar eentje ging. Ik ook. Ik vind het reuzedapper van haar. En van mij. Want dit, dit is loslaten in het groot.
Tja, ik heb het niet. Ik stond niet stiekem te snotteren toen ik ze voor het eerst op school achter liet. Ik ben geen moeder die "niet te hoog hoor!" roept bij het klimrek. En mijn oudste dochter reisde al in de brugklas in haar eentje naar Utrecht met de trein. Ze wist waar ze moest overstappen, en toen ze vertraging had, onderhield ze keurig het contact met mijn vriendin die haar zou komen afhalen. In deze tijd van mobiele telefoons is loslaten sowieso makkelijker dan vroeger denk ik.
Ik geniet ervan. Van de groei, van het zien wat ze nou weer doen. Van mijn jongste van 9 die, terwijl ik dit typ, in de keuken cupcakes met paaseitjes staat te bakken. Ze heeft me bijna alleen nodig om de boel in de hete oven te zetten en er uit te halen. En als ze dat zelf zou durven, zou ze het mogen. Van mijn zoon, die zijn grote zus op het laatste moment (gisteravond) nog best wil helpen met het maken van een filmpje. "Lukt het?" "Nog niet, maar zo meteen wel!" (even tussendoor: ELKE zus zou een broer moeten hebben zoals hij)
Het Nobel Peace Centre in Oslo |
Ze maken het loslaten makkelijk.
Meestal makkelijk. Vandaag iets minder makkelijk, maar ook.. groots, geweldig, indrukwekkend, spannend... Mijn kind, mijn oudste dochter van 15 gaat naar Noorwegen. In d'r uppie.
Ze gaat 1,5 week, volgende week dinsdag komt ze terug. Work Experience. Ze gaat stagelopen in het Nobel Peace Centre in Oslo. Afgelopen zomer waren we daar, en het was voor haar een van de hoogtepunten van de vakantie. Mijn maatschappelijk geëngageerde dochter slurpte alle informatie op. Over vluchtelingen, Amnesty, nobelprijswinnaars...
Het grootste hoogtepunt was de logeerpartij bij haar instagramvriendin. We hebben bij haar en haar gezin een paar heerlijke dagen gehad en het voelt heel goed dat we weten dat ze ook nu daar logeert. Ze is in goede handen.
Vanochtend, na het extra vroege paasontbijt en de nodige extra dikke knuffels is ze vertrokken. Naar Schiphol, met papa, die ook niet verder meeging dan waar de niet-reizigers mogen komen.
Ze appte na de douane: Zonder moeilijkheden er doorheen gekomen. De douanemevrouw vond het maar stoer dat ze in haar eentje ging. Ik ook. Ik vind het reuzedapper van haar. En van mij. Want dit, dit is loslaten in het groot.
zondag 5 maart 2017
De phoenix in mijn tuin
Van de planten in mijn tuin is de buddleja een van mijn favorieten.
Ooit, toen hij nog een babybuddleja was en wij hier net woonden, is hij bij ons gekomen, als een van de eerste belangrijke bewoners van onze niet zo heel grote tuin. We gaven hem een mooi plekje, in een hoekje vlakbij het raam, dan konden we hem van binnen ook goed zien.
We hebben het hele jaar door lol van de buddleja. Natuurlijk als 'ie bloeit, en vol zit met vlinders, hommels, bijen, zweefvliegen en ander klein grut. De vlinders zitten meestal buiten bereik van de camera, maar ze zijn er wel. Tot laat in de herfst hebben we de mooie dieppaarse kaarsen voor het raam hangen, en zoemt en gonst het dat het een lieve lust is.
Als hij uitgebloeid is en de winter komt, wordt de buddleja van vlinderstruik een mezenstruik, mussenstruik, roodborstjesstruik, vinkenstruik. Vanuit de warme huiskamer zien we hoe allerlei vogels zich tegoed doen aan het voer dat wij strategisch, in het zicht, maar toch beschut, hebben opgehangen.
En vorig jaar zelfs... een muizenstruik. Een klein muisje had ontdekt dat er lekkere hapjes in de buddleja hingen en klom behendig langs de dunne takken omhoog. Zich niet bewust van het feit dat hij vlak voor ons raam zat, deed hij zich tegoed aan het voer. Dat het vogelvoer was interesseerde hem niet. Of misschien hoopte hij dat hij vleugeltjes kreeg en als vleermuis naar het muizenbal kon.
Elk jaar moet de buddleja drastisch gesnoeid worden, in het vroege voorjaar. De precieze timing daarvoor is altijd lastig te bepalen.Twee weken terug had ik het bijna gedaan. Een paar dagen mooi weer en je denkt meteen dat het lente is, ik wel tenminste, ik was er aan toe. Een blik op Buienradar zei me dat ik beter nog even kon wachten. Het zou nog koud worden, en ach, die arme vogeltjes, wat zouden die zonder onze voerstruik moeten?
Maar gisteren is het er toch van gekomen. Het is maart inmiddels, de weerman vindt dat het al voorjaar is, hoewel de voorjaarsvakantie deze week meer op herfstvakantie leek.
Elk jaar vind ik het een beetje spannend. Want de takken, die al weer vol zitten met bladknoppen, worden bijna met de grond gelijk gemaakt. Er blijft niets over dan een woud van stammetjes en afgeknipte takken. Maar ik weet dat het goed komt. Net zoals vorig jaar zal ook nu de vlinderstruik weer als een phoenix herrijzen. Uit de stammetjes zullen weer nieuwe takken omhoog komen, waar blaadjes en knoppen aankomen, en waar uiteindelijk weer prachtige dieppaarse bloemen uit tevoorschijn schieten, waar vlinders op afkomen, en hommels, en bijen, zweefvliegen en ander klein grut.
En voorlopig geniet ik van het licht in de kamer, en van het uitzicht op de tuin, waarin krokusjes, sneeuwklokjes, anemonen en narcissen al snappen dat het voorjaar is begonnen.
Maar het snoeien van de buddleja heeft nog een gevolg.... Als de vlinderstruik gekortwiekt is, volgt er een klus die ik maanden met een goeie smoes (ik kan er echt niet bij!) voor me uit heb kunnen schuiven: ramen lappen. Ik heb het maar meteen gedaan. Nu de binnenkant nog....
Ooit, toen hij nog een babybuddleja was en wij hier net woonden, is hij bij ons gekomen, als een van de eerste belangrijke bewoners van onze niet zo heel grote tuin. We gaven hem een mooi plekje, in een hoekje vlakbij het raam, dan konden we hem van binnen ook goed zien.
We hebben het hele jaar door lol van de buddleja. Natuurlijk als 'ie bloeit, en vol zit met vlinders, hommels, bijen, zweefvliegen en ander klein grut. De vlinders zitten meestal buiten bereik van de camera, maar ze zijn er wel. Tot laat in de herfst hebben we de mooie dieppaarse kaarsen voor het raam hangen, en zoemt en gonst het dat het een lieve lust is.
Als hij uitgebloeid is en de winter komt, wordt de buddleja van vlinderstruik een mezenstruik, mussenstruik, roodborstjesstruik, vinkenstruik. Vanuit de warme huiskamer zien we hoe allerlei vogels zich tegoed doen aan het voer dat wij strategisch, in het zicht, maar toch beschut, hebben opgehangen.
Vleermuisje in de dop? |
Maar gisteren is het er toch van gekomen. Het is maart inmiddels, de weerman vindt dat het al voorjaar is, hoewel de voorjaarsvakantie deze week meer op herfstvakantie leek.
Elk jaar vind ik het een beetje spannend. Want de takken, die al weer vol zitten met bladknoppen, worden bijna met de grond gelijk gemaakt. Er blijft niets over dan een woud van stammetjes en afgeknipte takken. Maar ik weet dat het goed komt. Net zoals vorig jaar zal ook nu de vlinderstruik weer als een phoenix herrijzen. Uit de stammetjes zullen weer nieuwe takken omhoog komen, waar blaadjes en knoppen aankomen, en waar uiteindelijk weer prachtige dieppaarse bloemen uit tevoorschijn schieten, waar vlinders op afkomen, en hommels, en bijen, zweefvliegen en ander klein grut.
En voorlopig geniet ik van het licht in de kamer, en van het uitzicht op de tuin, waarin krokusjes, sneeuwklokjes, anemonen en narcissen al snappen dat het voorjaar is begonnen.
Maar het snoeien van de buddleja heeft nog een gevolg.... Als de vlinderstruik gekortwiekt is, volgt er een klus die ik maanden met een goeie smoes (ik kan er echt niet bij!) voor me uit heb kunnen schuiven: ramen lappen. Ik heb het maar meteen gedaan. Nu de binnenkant nog....
vrijdag 3 maart 2017
De wederopstanding van een blog en de bevrijding van een zwaan
Ruim een half jaar duurde het, de pauze. Ruim een half jaar niet schrijven, of in ieder geval, ruim een half jaar niet publiceren. Onderwerpen waren er wel, maar ook redenen om die onderwerpen niet om te zetten in een verhaal.
Maar het kriebelt toch. Het gevoel dat ik iets liet liggen waar ik eigenlijk veel lol aan beleefde. En dus pak ik het weer op, het schrijven op mijn blog.
Ruim een half jaar duurde het, die andere pauze. Ruim een half jaar niet hardlopen. Ik had er gewoon geen zin in. Mijn lijf wel, maar ik niet. En ik won.
Begin deze week ben ik weer begonnen, in mijn kersverse Bullet Journal verbeeldde ik mijn doel: 5 km hardlopen. Niet vandaag niet morgen, maar ehm... nou ja, ooit. In stapjes werk ik naar die 5 km toe, kleine stapjes zijn het, ik ben al blij met 500 m. Maar hé, toen ik deze week aan het opruimen was en 100.000 keer de trappen op en neer liep, merkte ik toch echt (echt!) de verbetering in mijn conditie na 2 keer hardlopen. En, tot mijn verbazing was ik teleurgesteld toen ik afgelopen dagen naar buiten keek en het rotweer was.
Vanochtend scheen de zon, ik kon weer. Kleine stukjes beetje hardlopen, meer flink doorwandelen. Langs net doorkomende katjes aan de struiken langs de oever van een sloot, langs een vlaamse gaai dicht langs het pad.
Tot ik bij een raar schouwspel kom. Een zwaan ligt, nee hangt, in het water, zijn (of haar?) kop op de hoge kant, nek uitgerekt, achterlijf in het water. Zit hij vast? Is hij gewond? Of dood misschien? Twee andere zwanen zijn erbij en proberen hem te bevrijden. Voorzichtig loop ik naar de hoge waterkant waar de zwaan hangt. De kop en de nek lijken niet vast te zitten. Maar hij leeft!
Misschien zit hij onder water vast. Ik bel de dierenambulance en vertel waar ik sta. "O, gaat het om die zwaan? Daar belde al iemand over, maar die wist niet zeker of de zwaan nog leefde. De dierenambulance is nu naar een andere melding, maar komt daarna." Terwijl ik bel, komt er een jonge vrouw aangesneld. Zij is van de spijkers met koppen. Doortastend haalt ze een lange, stevige tak uit het water een stukje verder op. Met de tak voelt ze "hij lijkt niet vast te zitten". Als we de zwaan een beetje los duwen, probeert hij de kant weer op te klimmen, maar dat lukt niet. We negeren de andere zwanen, waarvan er een ons met veel bravoure probeert weg te jagen.
Samen helpen we de hangzwaan de kant op. hij laat zich gewillig helpen, maar op de kant aangekomen begint hij naar ons te blazen. We geven hem wat ruimte en hij schudt zijn veren los en zet een paar wiebelende stapjes. Zowel de zwaan als wij concluderen dat alles het nog doet. Een beetje groezelig, nat een koud is 'ie, maar hij lijkt niet gewond, Mijn mederedster en ik nemen blij afscheid van elkaar, we waren even partners, en hebben onze taak volbracht.
Ik bel de dierenambulance. Ze hoeven niet meer te komen. De zwaan was zich inmiddels een beetje aan het opkalefateren, beetje shaky nog, maar verder in orde.
Even later sta ik onder de douche, ik was koud geworden, had op het natte gras gezeten, mijn broek zat onder de modder, maar ach, we hebben een wasmachine. Langzaam werd ik weer warm. En ik voelde mee een heel klein beetje held.
Maar het kriebelt toch. Het gevoel dat ik iets liet liggen waar ik eigenlijk veel lol aan beleefde. En dus pak ik het weer op, het schrijven op mijn blog.
Ruim een half jaar duurde het, die andere pauze. Ruim een half jaar niet hardlopen. Ik had er gewoon geen zin in. Mijn lijf wel, maar ik niet. En ik won.
Begin deze week ben ik weer begonnen, in mijn kersverse Bullet Journal verbeeldde ik mijn doel: 5 km hardlopen. Niet vandaag niet morgen, maar ehm... nou ja, ooit. In stapjes werk ik naar die 5 km toe, kleine stapjes zijn het, ik ben al blij met 500 m. Maar hé, toen ik deze week aan het opruimen was en 100.000 keer de trappen op en neer liep, merkte ik toch echt (echt!) de verbetering in mijn conditie na 2 keer hardlopen. En, tot mijn verbazing was ik teleurgesteld toen ik afgelopen dagen naar buiten keek en het rotweer was.
Vanochtend scheen de zon, ik kon weer. Kleine stukjes beetje hardlopen, meer flink doorwandelen. Langs net doorkomende katjes aan de struiken langs de oever van een sloot, langs een vlaamse gaai dicht langs het pad.
Tot ik bij een raar schouwspel kom. Een zwaan ligt, nee hangt, in het water, zijn (of haar?) kop op de hoge kant, nek uitgerekt, achterlijf in het water. Zit hij vast? Is hij gewond? Of dood misschien? Twee andere zwanen zijn erbij en proberen hem te bevrijden. Voorzichtig loop ik naar de hoge waterkant waar de zwaan hangt. De kop en de nek lijken niet vast te zitten. Maar hij leeft!
Misschien zit hij onder water vast. Ik bel de dierenambulance en vertel waar ik sta. "O, gaat het om die zwaan? Daar belde al iemand over, maar die wist niet zeker of de zwaan nog leefde. De dierenambulance is nu naar een andere melding, maar komt daarna." Terwijl ik bel, komt er een jonge vrouw aangesneld. Zij is van de spijkers met koppen. Doortastend haalt ze een lange, stevige tak uit het water een stukje verder op. Met de tak voelt ze "hij lijkt niet vast te zitten". Als we de zwaan een beetje los duwen, probeert hij de kant weer op te klimmen, maar dat lukt niet. We negeren de andere zwanen, waarvan er een ons met veel bravoure probeert weg te jagen.
Samen helpen we de hangzwaan de kant op. hij laat zich gewillig helpen, maar op de kant aangekomen begint hij naar ons te blazen. We geven hem wat ruimte en hij schudt zijn veren los en zet een paar wiebelende stapjes. Zowel de zwaan als wij concluderen dat alles het nog doet. Een beetje groezelig, nat een koud is 'ie, maar hij lijkt niet gewond, Mijn mederedster en ik nemen blij afscheid van elkaar, we waren even partners, en hebben onze taak volbracht.
Even later sta ik onder de douche, ik was koud geworden, had op het natte gras gezeten, mijn broek zat onder de modder, maar ach, we hebben een wasmachine. Langzaam werd ik weer warm. En ik voelde mee een heel klein beetje held.
Abonneren op:
Posts (Atom)