Het is druk in de trein. Veel drukker dan normaal als ik
naar mijn wekelijkse koorrepetitie ga, waar ik overigens helemaal niet
wekelijks naar toe ga, omdat twee uur heen en twee uur terug eigenlijk best lang
is voor anderhalf uur zingen.
Mijn eerste impuls om in een andere coupé een plekje te
zoeken schuif ik aan de kant. Ik weet dat het geen zin heeft, overal is het
druk. Het is de laatste zondag van de boekenweek. Vandaag geldt het
boekenweekgeschenk als kaartje. Wie deze week voor minstens €12,50 aan boeken
heeft gekocht, kreeg het boekje Broer van Esther Gerritsen er gratis bij en mag
op vertoon van dit boekje ook nog eens gratis met de trein mee. De trein zit
vol met Hollanders die zich zo’n buitenkansje niet door de neus laten boren.
Ik neem plaats tegenover een dame met te veel lippenstift,
te veel parfum, te veel haarlak en te veel brillen, één op ooghoogte en één in
haar haar. Halverwege het ritje zegt haar reisgenote, met minder lippenstift en
minder brillen, maar evenveel parfum en haarlak: “Kom, we moeten lézen, er komt
een mán aan!” Die mán, dat blijkt de conducteur te zijn, die overigens ook
tevreden is als je niet in het boekje aan het lezen bent, maar het gewoon laat
zien.
In de volgende trein word ik voorbijgestormd door een
vastberaden mevrouw die op weg is naar de eerste klas. Achter haar aan loopt
een jongere vrouw die haar naroept dat er nadrukkelijk staat dat het alleen
voor de tweede klas geldt. “Toch doe ik het!” zegt de vrouw voorop ,terwijl ze
de klapdeur tussen de drukte en de rust openduwt. Ze komt er mee weg ook, want
als even later de conducteur langskomt, wordt er wat gegrapt en gelachen en
ontstaan er geen problemen.
Om mij heen ontstaat een soort schalkse saamhorigheid.
Iedereen glundert een beetje bij het laten zien van het boekje. We kijken
elkaar olijk aan. Het schept een band, wij horen bij de club van geldbewuste
lezers. Ja, wij, ik ook. Ook ik heb het boekenweekgeschenk bij me, al ben ik
iets anders aan het lezen. Ik ben lid van de club.
Ik hoor de conducteur tegen een reiziger verderop zeggen “Oh!
U hebt nog een ouderwets káártje!”. De man voelt zich een beetje dom. Niet
alleen heeft hij geen OV-kaart, maar hij leest ook niet. En hij treft net die
ene dag in het jaar dat hij gratis had kunnen reizen, als hij maar een boek had
gekocht deze week. Hij weet zich omringd door mensen die triomfantelijk met een
boekje op schoot zitten en voelt zich een beetje buitengesloten. Door zijn
eigen schuld, dat wel. Had hij maar een boek moeten kopen.
Het is duidelijk dat veel van mijn clubgenoten-voor-een-dag
normaal niet met de trein reizen. Het idee dat het handiger en beleefder is om
eerst mensen uit te laten stappen alvorens jezelf naar binnen te duwen wordt
onderdrukt door de angst buiten te blijven staan als de deuren sluiten en de
trein wegrijdt. Snel naar binnen! Op de stations meer zoekende mensen dan
anders, meer mensen die een beetje zenuwachtig kijken. Maar ook een compleet
koor dat voor de gelegenheid iets Duits – Mendelssohn?- staat te zingen rond de piano in de
stationstunnel.
Op de plaats van bestemming stap ik uit. Ik fiets weg bij
het station, de drukte achter mij latend. De volgende koorrepetitie zal de reis
weer rustig zijn, een gewone zondagmiddag. Maar volgend jaar, als het weer boekenweek
is, ben ik weer voor een dag lid van de club.
Prachtig geschreven Yvonne! De sfeer is goed in te voelen met jou verhaaltje. Las nu dat je daar een cursus voor doet. Benieuwd naar je volgende verhaal......
BeantwoordenVerwijderenMooi geschreven!
BeantwoordenVerwijderen