"Ik ga wachen op jou."
"Je mag al naar buiten gaan. Er zijn andere juffen buiten."
"Jai kom ook zo ha?"
Ja, ik kom ook zo. Maar eigenlijk blijft hij liever even wachten..
Als ik dan toch eindelijk buiten kom, voel ik meteen een handje in mijn hand.
"Ik blaif bai jou ha? Ik blaif altaid bai jou."
Keuvelend in zijn nog peuterige taaltje wandelt hij naast me, wijzend naar wat hij ziet. De kinderen die in het zand spelen, de voetbal die over het hek vliegt (Dat is gek ha?) en klasgenoten die in volle vaart rondjes crossen op hun fietsjesa (Heel hat ha?).
Hij laat mijn hand niet los. We lopen rondjes en het bevalt hem uitstekend. Zijn kleine rechterhand in mijn grote linker. Af en toe komt zijn linkerhand er even bij, om mijn hand te aaien. Als ik ga zitten, zit hij naast me en als ik opsta, komt hij ook overeind.
"Nu ga ik even naar de wc Handenbindertje, en dat ga ik echt even alleen doen." Dat mag wel.
"Ik ga op jou wachen. Ik ga wachen bij jou deur ha?"
"Nee, jij mag even buiten blijven. Er zijn andere juffen buiten, kijk maar." Hij stemt in. Als ik terugkom, heeft hij mijn hand weer te pakken, nog voor ik over de drempel ben.
Hij heeft het nodig, de nabijheid, de knuffels. Is het handig? Nee, niet echt. Wel reuzegezellig. En het zal vanzelf minder worden. Hij durft al alleen naar de wc, hij speelt soms al een poosje alleen, en hij heeft zelfs al een beetje meegedaan met de gymles.
We kijken een poosje naar de waterbaan. Als er iemand pompt, stroomt er water door de houten bakken. Iemand maakt een bal schoon, een ander wil een gietertje vullen. De bal rolt op de grond. "O nee ha
juf.... hai is weer vies ha?" Ja, nu is 'ie weer vies. Alles is de moeite waard om over te praten, en elk moment is een goed moment voor een knuffel.
"Terugknuffelen", zei ze. "Kennelijk is het nodig, anders kwamen ze niet."
En dat doe ik dus. Ik beantwoord de knuffels. Knuffels zoals die van mijn handenbindertje, maar ook bijnainmewegkruipknuffel van het meisje dat 's ochtends als ze op school komt al een paar ruzies van haar grote broers heeft overleefd, de goedmaakknuffel van de jongen die net boos op me was die niet wilde luisteren, de vrolijke jufikvindjezoliefknuffel van een bijnanietmeerkleuter.
En ik beantwoord ook de plakknuffel van het meisje dat aan iedereen plakt. Aan mij, aan een invaller, aan mijn dochter die een keer meekomt, aan iedereen. Ik stuur haar niet meer weg: hup, spelen jij! Eerst krijgt ze een dikke knuffel terug, want als ze het niet nodig had, kwam ze niet. En hoe meer ik haar voed met warme, gemeende knuffels, hoe minder ze ze nodig lijkt te hebben.
Handenbindertje zit naast me, zijn armen om mijn arm gevouwen. "Ik vin jou heeuw lief"
Ik vind hem ook lief, dit handenbindertje. Heeuw lief.
Wat leuk geschreven.
BeantwoordenVerwijderen