vrijdag 6 november 2015

Wat is dat dan, hoogbegaafd? (III)

Vandaag deel 3 van mijn essay. Waarin het model van Renzulli wordt uitgebreid met de omgeving.

Ja, maar jij bent juf



Professor Mönks, verbonden aan het CBO in Nijmegen, zette het model van Renzulli tegen een achter­grond. Een hoogbegaafd kind uit het centrum van het model van Renzulli, met hoge intellectuele ver­mogens, een grote motivatie en een creatief denkvermogen kan pas tot bloei komen in een stimulerende omgeving. En die omgeving bestaat uit het gezin waarin het kind opgroeit, de school en de vrienden.
Het gezin moet vooral een plek zijn waar het kind zichzelf kan zijn, mag ontwikkelen, mag ontdekken. Een rijke omgeving, of dat nou bij een juf thuis is, bij een kunstenaar, een politieagent, of bij een alleen­staande moeder zonder werk.
De vrienden, daarbij gaat het niet zozeer om leeftijdgenoten, maar meer om peers, oneerbiedig gezegd “soortgenoten”. Het is belangrijk voor een kind om niet altijd het buitenbeentje te zijn, om anderen om zich heen te hebben die hij begrijpt en die hem begrijpen. Dat hoeft niet per se op een speciale school met alleen hoogbegaafde kinderen. Het kan ook in een plusklas, bij een muziekschool of bij vriendjes in de straat. En soms moet men iets verder zoeken. Misschien klikt het juist heel goed met kinderen van vrien­den van ouders, of heeft het kind behoefte aan speelmiddagen of andere activiteiten van Hint of Pharos, verenigingen voor hoogbegaafde mensen.

En eveneens belangrijk: de school! Want hoe vaak gebeurt het niet dat een kind dat thuis als peuter bloeide, ontwikkelde, ontdekte, hele fantasieverhalen speelde, puzzels van 100 stukjes maakte, gelukkig was, op school mee moet doen met de rest van de klas en verandert in een ongelukkig, onwillig, en ongemotiveerd hoopje ellende. Wanneer de school het kind biedt wat het nodig heeft, kan het tot volle bloei komen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Ik vind het leuk als je een reactie achterlaat!