maandag 17 augustus 2020

Voor 20 cent vertrouwen

Ze staan te smoezen aan de andere kant van het groenteschap. Drie van de vier jongens ken ik, zaten afgelopen jaar bij ons in groep 8. Over de broccoli heen zie ik ze overleggen en fluisterend naar het geld in hun handen kijken. Ineens staan twee van hen voor een mevrouw vlakbij me. De trouwste ogen en de vlotste babbel zijn afgevaardigd. "Mevrouw," beginnen ze onschuldig, "kunt u misschien 70 cent ruilen voor 90 cent? We hebben 20 cent te weinig." Tja, je kunt het altijd proberen natuurlijk. Ik geef ze weinig kans, en inderdaad. "Ik heb geen contant geld meer jongens." zegt ze "en ik denk ook niet dat jullie bij andere mensen veel succes hebben, want bijna niemand heeft nog contant geld in zijn portemonnee nu." Ze heeft een punt natuurlijk. Nog afgezien van de toch wel een beetje gekke vraag. De jongens druipen af. Ineens krijg ik een ingeving. Deze jongens, juist deze jongens, gun ik een gelukje. gun ik het vertrouwen van zomaar iemand .Voor ik het zelf goed en wel in de gaten heb, roep ik de jongens bij me. Ik zie het 'O, shit, betrapt.' in hun ogen. "Wat hadden jullie nodig?" vraag ik. De trouwste ogen leggen uit dat ze 20 cent nodig hebben, want ze hebben maar 70 cent en ze moesten 90 hebben. Ik zoek in mijn portemonnee en vind daar het geluk in de vorm van 20 cent en overhandig het. "Dank u wel!!!" Dit hadden ze niet aan zien komen. "Yes, nu kunnen we..." De rest hoor ik niet meer, ze lopen naar de andere kant van de winkel. Meteen slaat de twijfel toe. Was dit wijs? Kunnen ze voor 90 cent energiedrank kopen? Dat wil ik helemaal niet sponsoren! Wat gaan ze doen met het geld? Moet ik het vragen? Maar ik wil ze juist het vertrouwen gunnen en het niet vragen. Op hoop van zegen dan maar. 

Even later loop ik met mijn dochter en mijn boodschappen over het plein bij de supermarkt. Daar zitten ze op een bankje, met tussen zich in een doos met dubbellolly's. Niks geen energiedrank, ze zitten gelukkig te wezen met de goedkoopste ijsjes die er zijn ."Eet smakelijk mannen!" roep ik ze toe. Glunderend roepen ze "Ja, dank u wel!"

Terwijl ik wegloop vraag ik mezelf nog even af of ik nog iets moet zeggen over verpakkingen en prullenbakken. Neh.... vertrouwen.

woensdag 12 augustus 2020

Het is geen wedstrijdje

Onlangs stond in het AD een brief die viraal ging. Het was de prachtige brief van meneer Hoek, waarin hij  jongeren oproept om vol te houden in deze coronatijd. Zelf was hij jongere in de oorlog, en hij zag 10 jaar van zijn leven in rook opgaan. Een mooie, persoonlijke brief, die viraal gaat. Terecht, want hij brengt iets belangrijks onder woorden, op een prachtige, invoelende manier en heel helder verwoord. Natuurlijk komt die brief ook bij jongeren terecht. En ze worden geraakt, en reageren, onder andere op de site van de NOS. Ze vertellen dat ze het begrijpen. Dat ze echt wel zien dat de jeugd van meneer Hoek vele malen vreselijker was dan wat zij nu meemaken, maar dat zij echt ook veel missen. Vrienden, examengala's, feestjes. Ze zijn verdrietig en voelen zich eenzaam. En op hun reacties wordt ook weer gereageerd: Begrip, maar vooral onbegrip, woede, minachting, van alles komt voorbij. Hoe kun je je gebrek aan feestjes, een verpeste diploma-uitreiking en even niet kunnen chillen met je vrienden nou vergelijken met opgroeien in de oorlog, met alle verschrikkingen die de mensen van toen meemaakten. Schaam je!

Ik kwam de discussie tegen op de facebookpagina van The Best Social Media. Mijn reactie maakte veel los, en dat is de aanleiding voor deze blog.

Ik ben 47. Mijn moeder overleed toen ik 5 was. Vreselijk natuurlijk, je gunt het geen enkel kind. Ik werd opgevoed door een reeks van meer dan 10 gezinsverzorgsters van rond de 20, hoe het met menstruatie zat leerde ik uit een boekje dat mijn vader me toeschoof. Toen ik voor het eerst naar de lagere school ging, ging ik zonder moeder. Ook zonder vader, want die was al naar zijn werk als ik naar school ging. Vanaf mijn 15 kookte ik dagelijks thuis, want vanaf toen hadden we geen gezinsverzorging meer. Toen ik trouwde, stonden we op de foto met mijn schoonouders en mijn vader. Zonder mijn moeder. Ik werd zelf moeder, en kon niet even om advies vragen, kon niet tegen mijn moeder vertellen dat haar kleindochter naar haar genoemd was. Groot verdriet, groot gemis, dat onvermijdelijk mijn hele verdere leven heeft beïnvloed.

Dat betekent niet dat iemand anders niet intens verdrietig mag zijn als zijn hond doodgaat. Je maatje verliezen, waar je voor zorgt, die altijd blij is als je thuis komt, met wie je kilometers door het bos en langs het strand hebt gestruind. Niet te vergelijken met het verdriet om een overleden moeder. Minder levensbepalend, en misschien komt er na een paar maanden wel een nieuwe hond. Maar het is wel verdriet. Ander verdriet, dat er net zo goed mag zijn, met tranen, schokschouderend snikken, missen, rouwen, zo lang en zo veel als nodig is. Het heeft het niet nodig om afgezet te worden tegen mijn verdriet, het mag naast elkaar bestaan.

Mijn kinderen zijn 18, 16 en 13. Een jongvolwassene en twee pubers. Hun leven stond op de kop dit jaar, net als dat van iedereen. Een eerste studiejaar dat heel anders verliep dan verwacht, weer thuis komen wonen in plaats van op kamers, weer een kamer delen met je kleine zusje in plaats van een heel appartement met je beste vriendin, geen studentenleven, Geen gekkigheid met je vrienden, niet af en toe poolen, geen mountainbikeweekend, Een brugklasser die geen brugklas om zich heen had, online lessen volgen in je uppie op je kamer, motivatie behouden zonder contact met anderen,


orkesten die ineens werden stopgezet, een geweldige muziekreis die niet doorging, terwijl ze zich er enorm op hadden verheugd. Als ze later zelf misschien wel kinderen hebben, zullen ze over deze tijd vertellen.: "We konden toen maanden lang niet naar school. Je mocht elkaar niet omhelzen, niet eens een hand geven, want je moest 1,5 m afstand houden, feestjes mochten niet, en de orkesten gingen niet door. Maar gelukkig ging het na een poos wat beter, en toen mochten we weer iets meer, en uiteindelijk werd alles wel weer gewoon, maar dat was pas een jaar later."


Ze hebben nergens moeilijk over gedaan, mijn jongvolwassene en mijn pubers. Ze zien het als iets dat gewoon gebeurt, zonder schuld. Ze houden zich zoveel mogelijk aan de regels. Maar dat neemt niet weg dat het heel verdrietig is. Ze hadden zich verheugd op een mooi eerste studiejaar, op volop brugpieper zijn, op een orkestreis naar Bratislava. Op nog veel meer dat niet doorging of anders was dan anders. Soms waren ze lamlendig, ze misten hun vrienden, ze verveelden zich, konden niet even spontaan iets gaan doen, zoals dat hoort als je jong bent. Brugpieper had zo nu en dan een flinke huilbui, zonder woorden, zonder direct aanwijsbare reden, gewoon verdriet. Maar meestal gingen ze hun gang, deden ze wat moest, en hadden we het samen goed. Ze zijn flexibel genoeg en nemen het leven zoals het is.

Een meneer van 94 zag zijn jeugd in rook opgaan. Een vreselijke jeugd die geen jeugd genoemd kan worden. Mijn kinderen zijn dankbaar dat ze toen niet leefden. Niet te vergelijken met wat zij nu meemaken. Maar dat doet niets af aan wat zij nu meemaken. Aan het verlies van wat had kunnen zijn, had moeten zijn, aan hun verdriet. Het doet er niets aan af, juist omdat het niet te vergelijken is. 

Net als mijn moeder en die hond. Het is geen wedstrijdje.