woensdag 20 januari 2021

Elke dag een nieuwe apenrots

"Ik ben de baas!"
"Ik ben de tweede baas!" 

Het hoort erbij, vooral bij jongens. Niet bij allemaal, maar wel bij veel. Wie is de sterkste? Wie zit er bovenop de apenrots en wie mag daar net onder? Verlangend naar boven  lonkend en tevreden op beneden uitkijkend. Wij juffen kunnen daar van alles van vinden, maar het is een natuurlijk proces, een spel dat gespeeld moet worden. 

"Ja maar, ik ben die blauwe!"
"Jij bent die groene, die is ook best sterk."

In normale tijden worden de posities in de eerste weken van het schooljaar grotendeels bepaald. De groepsvorming volgt als natuurlijk proces een min of meer vast patroon: 

Forming: Eerst moet iedereen (weer) een beetje aan elkaar wennen. Hoe sta ik ten opzichte van de groep? Daarna volgt de meest roerige fase:

Storming: De posities in de klas worden nu bepaald: wie is de baas? Wie is het vriendje van de baas? Wie bungelt een beetje onderaan? Vaak is dit voor jongens een nogal fysiek proces, terwijl bij de meiden het spel minder lichamelijk, maar niet minder hard wordt gespeeld, zeker vanaf de middenbouw. 

Norming: Als iedereen zijn plekje in de groep weet, wordt bepaald hoe de regels zijn: Zo doen we het hier, en daar wijken we zo weinig mogelijk van af. En zolang iedereen zich aan die regels houdt, kunnen we werken.

"We gaan MIJN kralenplank afmaken. Jij doet oranje, hier. Nee, niet zo, wel in de goede vorm. Ik doe hier blauw."

Die eerste weken worden in het onderwijs vaak de Gouden Weken genoemd. Wanneer het proces van groepsvorming goed begeleid wordt, door bijvoorbeeld de normingfase en de stormingfase om te draaien, dus door al vóór het bepalen van de positie op de apenrots afspraken te maken over regels en respect, komen de meeste groepen deze fase goed door, en kan er vervolgens lekker gewerkt worden: de fase van performing. Na de kerstvakantie een kleine herhaling, we hebben elkaar tenslotte een week of twee niet gezien, en hup,  we kunnen weer verder. Ook wanneer er een nieuwe leerling in de klas komt (en bij kleuters gebeurt dat heel regelmatig), moeten de bakens weer even duidelijk neergezet worden, maar meer dan een licht briesje wordt het in deze mini-stormingfases meestal niet.

In normale tijden. 

Maar het zijn geen normale tijden. Het zijn heel bijzondere tijden: de meeste kinderen werken thuis, en een klein groepje kinderen komt op school. Kinderen van ouders met vitale beroepen, of kinderen  over wie om wat voor reden dan ook zorgen zijn of ze het met het thuisonderwijs wel redden. Kwetsbare kinderen, kinderen waarvan de thuissituatie dusdanig is dat wij ze liever op school hebben. Natuurlijk hebben we het liefst alle kinderen gewoon lekker op school, maar met de meesten gaat het thuis ook gewoon goed. Voor de uitzonderingen zijn we open.

In de noodopvang van de kleutergroepen hebben we ongeveer 10 kinderen per dag, van 3 groepen 1/2. Soms iets meer, soms iets minder, en in wisselende samenstellingen. 

"Ik ben de baas!"
"Ik ben de tweede baas!"

In de 4 weken, eentje voor de vakantie en 3 erna, dat ik de noodopvang op woensdag begeleidde, hoorde ik elke keer deze woorden. En ik weet bijna zeker dat ze ook op de andere dagen klonken. En ook in andere bewoordingen wordt de strijd gestreden:

"Ik ben 6!"
"Ik ben ook 6!" 
"Niet waar, jij bent 5!"
"Maar wel bijna 6!"

Vorige week had ik jongen 1, jongen 2 en jongen 3 die elkaar op de apenrots de maat namen. 
Vandaag waren alleen jongen 1 en jongen 2 er en jongen 3 niet, maar wel ook nog jongen 4, 5 en 6, die iets minder fanatiek zijn in het bereiken van de punt van de rots, maar die ook meedoen om een goede positie. Gisteren had jongen 1 het rijk alleen, en maandag was hij samen met jongen 3. Morgen is het de beurt aan jongen 2, 4, 5 en 6, en vrijdag komen jongen 1, 2 en 4. 

"Wan twentieieie.... toe twentieieieie.... trie twentieieieie.... fow twentieieieie.... fief twentieieieie.... sies twentieieieie... onderbroek twentieieieie!"
"Nee! Het gaat zó: Wan onderbroek twentieieieie... toe onderbroek twentieieieie.... trie onderbroek twentieieieie...!"

Elke dag, ELKE DAG, begint het bepalen van de posities opnieuw, want elke dag is de groep anders. Elke dag een nieuwe strijd, met woorden en daden. Baaswoorden, grootspraakwoorden en schunnige woorden, want wie dat durft is ook een hele piet, en soms is onderbroek al schunnig genoeg om je stoer te voelen. En anders maak je gewoon wat stoere vormen van de klei.
Er wordt gestoeid en getrokken, wat vandaag op een heerlijke speelse en faire manier gebeurde. Ruig geduw en getrek, geworstel en gebakkelei, gerag en geravot, maar "stop!" was stop en "AU!" was pauze. 


Elke dag een strijd om de top van de apenrots, ik geef het je te doen. Kleine mannen die de hele wereld nog moeten leren, en die dat met vallen en opstaan, elkaar omduwend en overend helpend, ruzie makend en weer goed makend, toch maar mooi doen. 

Ik ben apetrots op mijn mannen op de apenrots.



donderdag 14 januari 2021

Iets minder uppie

Tip 1: We merken dat o.a. de telefoon een grote afleiding is tijdens de online lessen. De groepsapp/WhatsApp wordt veelvuldig gebruikt. We horen dat in sommige gezinnen de telefoon elders moet liggen tijdens de lessen. Wellicht zou dit ook voor uw zoon of dochter kunnen werken. 

Samen met mijn jongste dochter lees ik de mail van haar mentoren door. De kinderen hebben alweer  een poosje online les via Zoom. Prima geregeld op haar school, maar het is natuurlijk niet zoals anders. En als je afgeleid wordt door appende klasgenoten is het nog moeilijker opletten. Mijn dochter is niet een van de grootgebruikers van de groepsapp. Er wordt een hoop in geouwehoerd en ze heeft niet zoveel behoefte zich erin te mengen. Maar als ik begin over telefoon beneden laten, zie ik aan haar dat dat niet goed valt. 
"Nee, ik app niet, ik Facetime met mijn vriendinnen tijdens de les."' Hmmm... wel heel eerlijk, maar of dat nou de bedoeling is.... Ik deel mijn bedenkingen. begin over afleiding, misschien toch telefoon beneden, niet verstandig en meer opvoedkundig gewauwel. 
Er verschijnen tranen in de ogen van dochter die ik niet had zien aankomen. Hier is meer aan de hand, dit is belangrijk. Ik probeer het nog even met Facetimen tijdens pauzes, niet tijdens de les, of wel tijdens samenwerken, maar verder niet. In tranen vertelt ze dat ze dan maar heel weinig tijd overhoudt, want de leraren geven niet zoveel tijd om samen te werken. Logisch, de lessen zijn al verkort van 80 minuten naar 50 minuten, daar moet een hoop informatie in worden gepropt.

En dan zie ik mezelf zitten met mijn vriendinnen op de middelbare school. Naast elkaar, luisterend, fluisterend, oplettend, giebelend, werkend, overleggend, zwijgend en kletsend. Bij de ene les waren we drukker dan bij de andere. We wisten precies bij welke leraar we wel wat konden maken en bij wie we echt stil moesten zijn. Bij wie we de stopwoordjes openlijk konden tellen, bij wie we niet verder moesten gaan dan blikken wisselen achter een  omgedraaide rug. Soms kregen we op ons lazer omdat we niet op zaten te letten.  De jongens voor ons kregen strafwerk omdat ze naar ons omgekeerd zaten, reuzegezellig. Wij maakten de helft, eerlijk is eerlijk. Natuurlijk merkte de leraar het, hij benoemde mijn herkenbare slordige handschrift met een onverwachte vleug waardering in zijn stem. Soms bleven we na de les even hangen om een vraag te stellen, of we maakten even een kletspraatje in de wandelgangen.
Als het regende, kon het zomaar gebeuren dat mijn vriendin, die een slordige 15 km naar huis moest fietsen, zei: "Ik heb geen zin om te fietsen hoor, ik blijf wel bij jou slapen." We waren samen, hadden lol, werkten hard, maar we waren samen.

Mijn kind zit nu, net als haar klasgenoten en de rest van de jonge mensen in Nederland, in haar uppie op haar kamer haar lessen te volgen. Ze werkt keihard. In haar uppie. Elke ochtend gaat ze naar boven, school aan haar bureau. In haar uppie. Een lijstje met zoomcodes op haar bureau in plaats van lokaalnummers waar je kletsend naartoe wandelt. Camera aan, microfoon uit. Gezien, maar niet gehoord.  Natuurlijk mag je vragen stellen, maar de drempel is hoger dan even blijven hangen na de les en de wandelgangen zijn kort en zonder kletspraatjes. Na schooltijd maakt ze huiswerk. In haar uppie. 
En ik besef: Facetime is haar kletsen. Haar overleggen, haar giebelen, haar samenwerken, haar blikken wisselen. Haar horen en gehoord worden.

Ik gun het haar, en ik wil het haar niet afnemen. We spreken af dat ze zelf de verantwoordelijkheid heeft om tijdens belangrijke en ingewikkelde instructies Facetime uit te zetten, maar dat ze van mij verder haar gang mag gaan. Kletsen, overleggen, elkaar helpen en elkaars vragen beantwoorden. En misschien krijgt ze een keer op haar lazer als ze niet op zit te letten. Daar zit ik niet zo mee. Dat leert ze vanzelf bij welke leraar je wel kunt kletsen, en bij wie je echt stil moet zijn.

Ik gun het haar, iets minder uppie, iets meer samen.