"Charmant handenbindertje, je moet echt op je stoel gaan zitten."
Charmant handenbindertje loopt om de ronde tafel die midden in de kring staat terwijl ik een verhaal voorlees. Ik vind het niet goed, hij moet zitten. En hij gaat zitten. Op de grond, onder de ronde tafel.
"Nee, niet onder de tafel, op je stoel. Als jij niet op je stoel gaat zitten, ga ik niet verder lezen, en dan duurt het langer voor we kunnen eten."
Daar heb ik hem mee. Charmant handenbindertje houdt van eten. Het liefst eet hij al in de ochtendpauze al zijn brood op. Mag ook al niet. Het brood is voor straks. Maar het vooruitzicht van zijn komkommer zorgt er wel voor dat hij op zijn stoel gaat zitten en ik kan mijn verhaal afmaken. Niet in een keer, er is nog twee keer een onderbreking nodig om hem op zijn stoel te krijgen, maar daarna kunnen we dan toch echt lekker gaan eten.
Als we een poosje later aan het werk zijn, pakt charmant handenbindertje constructiemateriaal uit de kast. Hij gaat er lekker mee spelen. 5 minuten, dan heeft 'ie het wel weer gezien en vindt hij het tijd om eens te kijken wat anderen doen. "Eerst opruimen handenbindertje!" Hij kijkt me aan met zijn charmante ogen en loopt naar de bak waar alles nog omheen ligt. Eerst opruimen. Een halve minuut later is er nog niet veel gebeurd.. En er ontbreekt een charmant handenbindertje.
Hij is al snel gevonden, op de gang, onder de kapstok. Ik leid hem met zachte hand terug naar de klas.
Floep! Daar gaat hij weer, onder mijn arm door naar de klas van zijn broer. Het lokaal is leeg, want de kinderen zijn naar gym.
"Dat mag, dan nemen we het krukje wel even mee."
"Nee, ik wil HIER op dit krukje zitten!"
Je moet ogen in je achterhoofd hebben met dit handenbindertje. Die heb ik natuurlijk, alle juffen hebben die, maar soms staan ze uit. Net als gisteravond. Ik keek naar de aan stormende onweerslucht en deed een stapje achteruit. Waar ik onzacht op de buis van de parasolvoet landde, zit nu een blauwe plek, precies op jufjufjufhoogte.
"Jufjufjuf! Mag ik met de knikkerbaan?"
"Au! Ja, dat mag. Maar eerst opruimen waar je mee gespeeld hebt."
Ook poppenkind had al wat anders bedacht om te doen. Het insteekspel waar ze mee had gespeeld ligt er nog. Eerst opruimen. Met gezonde tegenzin gaat ze aan de slag: poeink, poeink, poeink, de piefjes ploppen uit de insteekplank. Een leuke manier van opruimen, en efficiënt ook. Als je het vlak boven de bak doet tenminste.
De ochtend is vermoeiend, Maar naarmate de dag vordert, vindt iedereen zijn draai, ook charmant handenbindertje.
We hebben een mooi kringgesprek over dierentuindieren. We hangen ze onder de woordparaplu. Welke dieren weten we allemaal?
Leeuwen, tijgers, pinguïns. kikkers, zebra's giraffen, krokodillen, olifanten, neushoorns, en zonder moeite rollen er nog veel meer door de klas. Maar zoveel kunnen we er nooit ophangen, dus we gaan er groepjes van maken: zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen.
Zoogdieren zijn dieren waarvan de jongen bij de moeder drinken. Leeuwen zijn zoogdieren, zebra's, maar mensen ook.
"en hoe zit dat dan bij de koe?"
Ook dat weet blonde vrolijkerd wel. Ze wijst met een grijns naar beneden, tussen haar benen door. "Die zitten hier achter, bij de luier:"
"Bij mama's groeit de baby in de baarmoeder!" Hm, deze opmerking had ik nog niet verwacht, maar ik grijp hem aan. "Ja, klopt keurig dametje, baby's groeien in een speciaal plekje in de buik van de mama, en dat heet de baarmoeder. Zoogdieren hebben een baarmoeder."
Het gesprek gaat nog een poosje door over vogels, die geen baarmoeder hebben ("Nee, die broeien!"), maar wel een "navel" (ter hoogte van de neus) en vleugels. Maar niet alle vogels kunnen vliegen. Pinguïns niet en struisvogels ook niet, maar die kunnen wel heel hard rennen. En we hebben het over reptielen en amfibieën, die ook eieren leggen, reptielen op het land, en amfibieën in het water, en over vissen.
Als we aan het eind van de dag weer in de kring zitten, hebben we nog tijd over., tijd de we gebruiken om te zingen. Ik leer ze een nieuw liedje over de dierentuin. Of eigenlijk over een recalcitrante beer die ontsnapt uit Artis en de plaatselijke supermarkt leegjat om vervolgens te gaan liggen relaxen, sjonge wat een boef.
Ik heb het lied geleerd van Martha, de directeur van de eerste school waar ik werkte. Ik heb veel geleerd van Martha, en alleen al om dit lied ben ik haar eeuwig dankbaar.Ook op die eerste school vertelde ik aan de kinderen dat ik ogen in mijn achterhoofd had, als antwoord op de vraag hoe het toch kon dat ik wist wie er fluisterde als ik met mijn rug naar de klas stond.
Iets heel bijzonders, ogen in je achterhoofd, die krijg je bij je diploma als je juf wordt, en alleen juffen (en meesters natuurlijk) hebben die.
Maar dat bleek niet helemaal waar. Want van achter uit mijn allereerste klas, riep een klein meisje met volle overtuiging:
"Nee hoor, mijn moeder heeft dat ook!"