"Zij komt ook in de bibliotheek!"
De tv staat aan en we luisteren vermaakt naar Francis van Broekhuizen die iets vertelt over haar boek 'Bij twijfel hard zingen', haar zangcarrière, Maria Callas, of het koningshuis of zo. Maakt ook eigenlijk niet uit waar ze over vertelt, ze weet ons altijd vrolijk te krijgen.
"Wat? Wanneer? Hoe weet je dat?"
Ze had een affiche gezien op de deur van de boekwinkel, mijn jongste dochter. En ze had een mentale aantekening gemaakt: Dit moet ik thuis even vertellen.
"Francis van Broekhuizen komt een lezing geven in de bibliotheek, ergens in november, weet niet precies meer welke dag, over haar boek. En je kunt kaartjes kopen bij de boekhandel."
Het boek ligt al op tafel. Een heerlijke verzameling vol gezellige verhalen, grappige anekdotes, en mooie herinneringen. Ik lees het in de nazomer op mijn bankje buiten in de zon, in de trein op weg naar mijn eigen koorrepetitie, tijdens de orkestrepetities van de kinderen. Glimlachverhalen, met grinnikstukjes en hardop-in-de-lachschietzinnen, en hier en daar een wegslikmomentje.
Ik raak ontroerd door het stukje van het Stekelvarkentjes Wiegelied. Het lied van Annie M.G. Schmidt dat ik al voor mijn oudste dochter zong voor ze geboren werd, en dat ze herkende toen ze in de wieg lag. Altijd werd ze stil als ik zong. Maar als ik het Stekelvarkentjes Wiegelied zong, dan werden haar ogen groot en slurpte ze de melodie op. Ik zong het terwijl ze onder narcose ging toen ze als kleuter werd geopereerd aan haar amandelen en toen ze weer wakker werd op de uitslaapkamer.
En Francis, die zong het op haar conservatoriumexamen. Da's lef hebben, je weet niet hoe het valt. Het viel goed, en ik snap de examencommissie, die het stuk unaniem het allermooiste van het examen vond.
De dag na de aankondiging van mijn dochter koop ik een kaartje voor de lezing, die nog ruim een maand op zich zal laten wachten. Een paar dagen later is er een schuine strook papier op de poster geplakt: Uitverkocht. Ik was mooi op tijd, en prijs mijn dochter om haar oplettendheid.
De bibliotheek is afgeladen. Boekenkasten zijn aan de kant geschoven en als ik, ruim op tijd, binnenkom is de zaal al meer dan half gevuld. Het geeft niet, ik vind een prima plekje en wacht op het begin.
De mevrouw van de boekwinkel vertelt met rode wangen hoe blij ze is dat het gelukt is om deze avond te organiseren, en dat er veel meer aanmeldingen waren dan plaatsen. Wij in de zaal voelen ons een beetje uitverkoren: Wij zijn erbij!
Al snel geeft ze het woord over aan Francis, die het gretig aanneemt. Ze begint te praten en houdt niet meer op. Een beetje als de aapjesautomaat bij de V&D vroeger: Je stopt er een kwartje in, en dan begint de muziek. Een minuut lang ademloze bewondering en ultiem plezier. Alleen duurt het bij Francis geen minuut, maar meer dan een uur, en als ze niet nog heel ver naar huis had moeten rijden had ze zo nog veel langer door kunnen gaan.
Ze vertelt, ze lacht, ze gooit haar cola om en maakt het graag zelf even schoon met een doekie, ("Ik ben HEEL onhandig, hebbu het al door?") Ze vertelt zoals ze schrijft, en ze schrijft zoals ze praat. Over de nonnen, over zangavonden met haar vader, eindeloze punnikkoorden en de Sound of Music.
Wij in het publiek, wij hangen aan haar lippen en rollen zo nu en dan bijna van onze 100 stoelen van het lachen. We worden omvergeblazen als ze gaat zingen. In deze zaal vol boeken en mensen en met vloerbedekking op de grond, met een akoestiek van likmevessie, schalt haar stem door de ruimte alsof we in een concertzaal zitten.
Aan het eind van de lezing neemt ze alle tijd voor het signeren van haar boek. Voor iedereen heeft ze aandacht, ze maakt grapjes of een lieve opmerking. "Da's een mooie lichte rolstoel waar u in zit", zegt ze tegen een man die bij haar signeertafel komt aanrollen. "Ja, 't is natuurlijk kut dat u hem nodig heb, maar 't is wel een mooi ding!" Er volgt een gesprekje dat razendsnel de diepte ingaat dankzij het volledige gebrek aan schroom en dat wordt afgesloten met "Kom op been! Zet 'm op he, je kunt het!"
En ze gaat op de foto met iedereen die dat wil. Zonder pardon neemt ze een telefoon uit je handen voor een selfie. Ze is er handig in geworden, en als zij het doet, gaat 't een stuk sneller dan als al die zenuwachtige fans zelf het goeie knopje moeten vinden.
"Wil je nog een foto?" vraagt ze ook aan mij nadat ze mijn inmiddels uitgelezen boek heeft gesigneerd. Ik twijfel. "Of durf je 't niet te vragen?" Hm, nee, dat is het niet, maar ik vind de woorden voor mijn twijfel niet.
Ik doe niet aan idolen. Ik hou er niet van, van het opzien tegen iemand die bekend is van tv, van de politiek of van wat dan ook. Van het op de foto gaan met grootheden, die zichzelf vaak vooral heel groot en belangrijk vinden. Ik heb het niet op voetstukken.
Maar voor me zit geen grootheid. Geen blaaskaak. Voor me zit een flapuit, een maf mens met een dijk van een stem, die zichzelf niet belangrijker vindt dat wie dan ook in het publiek, maar die het gewoon heerlijk vindt om een avond te vertellen en te zingen en mensen te vermaken. En ik ga overstag. Ik geef mijn telefoon uit handen en ontvang een stralende herinnering aan een heerlijke avond.
Wat een leuk stuk!
BeantwoordenVerwijderenIk heb ook genoten van dit boek, heerlijk!
BeantwoordenVerwijderen