Ik haal adem om antwoord te geven. Te laat.
"We gaan straks ook al begrijpend lezen. Waarom moet ik nu ook begrijpend lezen? Ik heb daar helemaal geen zin in."
We zijn inmiddels gearriveerd bij de kast waar ik even een stift wil pakken. Zijn klasgenootje, een observerend meisje met een TOS (taalontwikkelingsstoornis) probeert hem nog tot andere gedachten te brengen en mompelt iets over "wel leuk", maar krijgt ook geen voet aan de grond.
"Ik vind het stom dat we al weer met jou mee moeten. begrijpend lezen is saai."
Het lukt me om mij tussen de stroom van verongelijkte en onwillige woorden te wurmen. Het wordt niet de uitleg die ik eigenlijk had willen geven.
"ZO! En nu ga jij stoppen met zeuren. Van jullie lokaal naar hier heb je alleen maar lopen klagen en zeuren, nu is het wel genoeg. Heb je dat begrepen?" Het is een beetje een gok. zo goed ken ik deze kinderen nog niet. Het is nog maar de tweede keer dat ik ze begeleid, net als een heel stapeltje anderen. Het kan ook fout uitpakken, kont tegen de krib en reddeloos verloren. Maar hij kijkt me verbaasd aan en knikt. Hij heeft het begrepen.
Mijn collega begeleidde deze kinderen, maar door vrolijke omstandigheden nam zij op haar dag de klas van een andere collega onder haar hoede. Of ik haar leerlingen wilde overnemen was de vraag van de directeur. Daar hoefde ik niet lang over na te denken. Heerlijk doen waarvoor ik gemaakt ben: werken met kinderen, individueel of in kleine groepjes. Een wekelijks feestje.
Voor mij dan. Niet voor de jongen die meelift op de begeleiding van observerend meisje. Meeliftjongen vindt begrijpend lezen stom en saai. Dat is het natuurlijk niet. Niet-begrijpend lezen, dat is pas stom. Vreselijk hard moeten werken om te ontcijferen wat er staat en geen ruimte in je hoofd over hebben om te begrijpen wat je zojuist hebt gelezen, dát is stom. Vragen die je niet snapt beantwoorden over een tekst die je niet snapt, dát is stom.
We storten ons op dezelfde tekst als de vorige week. Het gaat over archeologen die een oude stad hebben opgegraven in Egypte. Op de tafel ligt een groot oranje vel karton, en een paar papieren met plaatjes. Wil jij deze cheeta uitknippen? En jij deze vulkaan?
Meeliftjongen kijkt bedenkelijk en kruipt tussen zijn schouders. "Ik kan eigenlijk niet zo goed knippen.." "O, dan is het niet zo handig dat ik jou het moeilijkste plaatje heb gegeven. Neem deze maar, die mag gewoon recht." En daar gaan we. Ik teken een paraplu op het vel en schrijf er woorden bij, de kinderen knippen. Ondertussen vertel ik wat de bedoeling is. We hebben het over beroepen met -loog. Een -loog is een deskundige, iemand die ergens veel van weet.
De archeoloog kennen we al, dat plaatje kan meteen op de goede plek. Maar kunnen we nu ook de andere plaatjes bij de goede -loog leggen?
Observerend meisje twijfelt. "ik denk... ik denk dat deze hier moet." Ze wijst van de cheeta naar de zoöloog. Mijn hart maakt een sprongetje en ik vraag haar waarom ze dat denkt. "Want hier staat zoo... van de dierentuin..." Heel goed! Een zoöloog weet veel van dieren, en dat kun je inderdaad zien aan dat stukje zoo in het woord, supergoed gezien! Stralend kijkt ze me aan.
"Deze moet daar!" Meeliftjongen komt tussen zijn schouders vandaan. De vulkanoloog weet veel van vulkanen! En de plat--planto- deze weet veel van planeten!
De geoloog weet veel van stenen, want die blijft over. Er zijn nog veel meer beroepen met -loog. Die hoef je niet allemaal te weten, maar als je nu zo'n beroep tegen komt, dan weet je dat diegene ergens veel van weet.
En dan duiken we nogmaals op de tekst. Om de beurt lezen de kinderen een stukje. En ik stel vragen. Hoe heetten de koningen van Egypte? Waar waren de muren van gemaakt? Wat vonden de archeologen in de grond? Fanatiek zoeken ze naar de antwoorden. Toetanchamon! Nee, farao! Bakstenen! (He, luister eens naar dat woord... waarom heet dat eigenlijk een bak-steen?)
Voor we het weten is de tijd voorbij, eigenlijk al lang voorbij. De tijd vliegt, als je lol hebt.
Ik hoop dat oberverend meisje en meeliftjongen aan het eind van de periode hun doelen behalen. Dat ze vragen kunnen beantwoorden over een tekst. Dat ze weten wat verwijswoorden zijn, en het antecedent erbij kunnen vinden, ook al kennen ze dat woord niet. Dat ze aan het eind van het jaar vooruit zijn gegaan, als ze weer een toets gaan doen.
Maar wat ik vooral hoop, uit de grond van mijn hart, dat begrijpend lezen leuk is. Of in ieder geval niet zo heel erg stom.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Ik vind het leuk als je een reactie achterlaat!