woensdag 24 februari 2021

Spelen!

 "Ja maar juf... Da's toch eigenlijk heel raar?"
"Wat dan?"
"Nou... dat jij ook gaat hinkelen! Juffen kunnen toch niet hinkelen?"

Ze staat voor me, koppie een beetje schuin, een vermaakt lachje op haar gezicht. Zelf is ze ook best in voor wat gekkigheid, een gezellig kwebbelmiepje dat nooit verlegen zit om ideeën en om vriendjes of
vriendinnetjes om die ideeën uit te voeren. Maar dat de juf meedoet met hinkelen, nee, dat had ze niet kunnen bedenken. 
"Grote mensen spelen toch niet?"
 "Echt niet? Nou, ik wel hoor, toen het sneeuwde ging ik op de slee zitten, en mijn kind ging me trekken!" Dat geeft kennelijk de doorslag, het kan toch. "Eigenlijk is het niet gek..." Ik ben geaccepteerd als speelmaatje. Even later loop ik met de kinderen over de slang, een houten evenwichtsbalk aan de rand van het speelplein. Ze helpen elkaar tot het niet meer nodig is. En dan een echte uitdaging: Kunnen we elkaar voorbij op de slang zonder er af te vallen? Het kan! Of het kan niet, en dan kukelen we er lachend af. 

Vandaag is een dag dat alles loopt, kabbelt, stroomt. Tuurlijk zijn er kleine aanvarinkjes. Want als 4 kinderen naast het meisje met het zebrapoesje willen zitten, zijn er twee teleurgesteld. Zebrapoesje is overigens een witte knuffeltijger, die, aldus het meisje, een blackfip kan. Moet je niet onderschatten. Ze gooit hem hoog in de lucht en hij landt weer in haar armen. Of op de grond, of  bijna in mijn thee. Maar het zebrapoesje houdt niet van thee en dus besluit 't meisje de blackfips toch maar wat rustiger te houden. 

Ze spelen, spelen, spelen. En omdat ze zo spelen kan ik gewoon op een tafeltje zitten en kijken. Kijken wat ze doen, hoe ze spelen, hoe ze leren. Leren zonder doel, gewoon, omdat het gebeurt, omdat dat is wat ze doen. Netnietmeerpeuter zoekt een plekje alleen aan een tafel. Hoe mooi is dat, als je al zo jong je eigen rust kunt zoeken en vinden? Kleuterjongetje in peuterlijfje wurmt, tong uit zijn mond, de pinnetjes uit de steekmozaiek. Wat spelen die drukke jongens met de dieren gemoedelijk samen. En daar helpt iemand spontaan een ander met een niet lukkende puzzel. Ik kijk, slurp het moment op en geniet van wat ik zie. 

Ik heb dat geleerd van een lieve oud-collega waar alle drie mijn kinderen bij in de klas hebben mogen zitten. Zo'n echte kleuterjuf, die op de kleuterjuffenschool had gezeten en die samen met haar net zo lieve duo de veiligste basis vormde die je voor je kind kunt wensen. Toen ik een keer naar buiten liep vond ik deze collega in het speelhuisje van de kinderen, in het zonnetje, met de benen voor zich uit. "Dat vergeten die jonge meiden, " zei ze, "ze leren niet meer observeren. Ze leren alles over doelen, en wat de kleuters moeten kunnen, voorbereidend lezen en rekenen, maar ze nemen niet de rust om te kijken." 
Ik ging naast haar zitten en samen keken we naar de kleuters die om ons heen speelden, mijn oudste dochter en haar klasgenoten. Een waardevol moment, dat ik altijd heb meegenomen. Even de rust om te kijken. 

De dag kabbelt voort. we genieten samen, hebben het goed. Al spelend ontstaat er in een hoek van het lokaal een spontaan tweeregelig liedje, dat wordt overgenomen en meegezongen, door schattige meisjes en stoere jongens, robuuste tantes en gevoelige mannetjes. Anderen staan er opeens bij te dansen. Ik zing mee, maak er een kleine canon van, we spelen met de muziek. 

Aan het eind van de middag, de kinderen zijn al lang naar huis of bij de BSO, word ik opgehaald door mijn man.  Als we over het plein naar de parkeerplaats lopen, zit daar een van mijn grote stoere kleuters, waar ik regelmatig mijn handen en hoofd vol aan heb. Ik stel hem en mijn man aan elkaar voor. "Nu ben jij de enige in de klas die mijn man kent." Grote kleuter kijkt naar ons, maar zegt niet veel. "Ik neem juf Yvonne nu mee hoor!" "Waar gaan jullie naartoe dan?" "Naar huis, in Warnsveld." "Ga je dan helemaal lopen?" "Nee, onze auto staat op de parkeerplaats, kijk, die oranje." Grote kleuter knikt. 


Als we bijna het plein af zijn, horen we zachtjes achter ons: "Je mag juf Yvonne niet meenemen." 

En ik weet het, volgende week kan er zomaar weer een "Rotjuf!" uitkomen, of "Ik GA niet naar jou luisteren!" Maar vandaag... vandaag loop ik op wolkjes en ga ik zwevend naar huis.

donderdag 11 februari 2021

Niet mijn sjaal

Het was donker, koud en stil. Met een grote sjaal om mijn hals gewikkeld en mijn bergschoenen aan mijn voeten banjerde ik vanochtend om half zeven door de sneeuw. Hier en daar werd een enthousiaste hond uitgelaten door een halfwakker baasje, een autoruit werd ijsvrij gekrabd en een eindje verderop ploegde een dappere fietser zich door de verraderlijk gladde sneeuw- en ijslaag op het fietspad, maar verder was ik alleen in een wonderlijk witte wereld. Fijne manier van wakker worden. Een half uurtje later kon ik goedgemutst en roodgewangd bij een vriendin in de auto stappen: we mochten weer; allebei op andere scholen, allebei weer een klas vol kleuters. 

Het is heerlijk om vandaag mijn kleuters weer in de klas te hebben. Ik heb ze gemist, al mijn minimensjes. 't Is wel een beetje wennen. We hebben elkaar zo lang niet gezien, De week voor de kerstvakantie moesten we plotseling sluiten en in de tijd daarna heb ik alleen de kinderen in de noodopvang onder mijn hoede gehad. Het grootste deel van de kleuters heeft thuis gespeeld en gewerkt. De meeste kinderen stuiteren vrolijk op me af, sommigen lopen langs me heen. Tuurlijk, 't is woensdag, juf Yvonne is er, niks bijzonders. Een enkeling vindt het toch wel weer even spannend. "Geeft niks," zeg ik, "ik vond het ook een beetje spannend vanochtend, we hebben elkaar al zo lang niet gezien..." Een knikkend koppie en dan "Mag ik kleuren?" "Jazeker, pak maar een kleurplaat!"

De kinderen druppelen binnen. De groep is groter dan hij was, 5 kinderen zijn de afgelopen tijd 4 geworden, uitgepeuterd, klaar om te kleuteren. De een nog bang, de ander voor de duvel niet, elk komen ze op hun eigen manier binnen. 

De dag verloopt gemoedelijk. De grootste uitdaging van de dag: 26 kleuters in skipakken, snowboots, sneeuwbroeken en winterjassen hijsen, en zorgen dat iedereen zijn eigen muts, sjaal en handschoenen heeft. Je bent zo een minuut of 20 verder. Maar dan kunnen we lekker de sneeuw in. De zon komt er een beetje door en het is heerlijk buiten. Er wordt gestampt, gerollebold, hier en daar wat gegooid, "maar niet in het gezicht!" en van de glijbaan gaan is heel leuk met een hoop sneeuw onderaan.



"Ik wilt niet spelen, ik wilt naar binnen. Ik hebt het koud!" Wiebelmeisje staat ineengedoken in de kou. "Ik snap wel dat jij het koud hebt. Kom, spelen, dan krijg je het wel warm." Maar wiebelmeisje is niet in beweging te krijgen. Wiebelmeisje heeft het niet zo op sneeuw en kou, zoveel is zeker. Jammer voor haar, we zijn echt nog wel even buiten.

"Juf, ik moet plassen!" Tja... If you gotta go, you gotta go...  Wanten uit, jas uit, snowboots uit, skibroek uit, plassen, skibroek aan, snwoboots aan, jas aan, naar buiten, terug naar binnen, wanten oprapen, wanten aan, naar buiten. 

"Juf, mag ik plassen?" "Ja, hoor, kun je jezelf uitpellen?" "Weet ik niet" "Begin maar, ik kom zo kijken of het lukt."  Halve minuut later "Ben je nou al terug?" "Ja, ik hoef niet echt meer.." "Teveel gedoe?" "hmhm..."

Zonder grote incidenten zijn we even later weer binnen en zonder problemen bereiken we het eind van de dag. We hebben gespeeld, gegeten, gedanst, geprobeerd of we een minuut lang stil kunnen zijn. (Als het er echt om gaat kun je heel stil met stoel en al omvallen)

En dan is het tijd om na nog even buitenspelen (skipakken aan, snowboots aan, enz enz, tassen mee naar buiten) naar huis te gaan. 

Koddige kabouter, een van mijn kersverse kleuters, wordt door zijn moeder opgehaald. "Leuke dag gehad?" Ja, koddige kabouter heeft een leuke dag gehad. "Waar is je sjaal?" Die had koddige kabouter niet kunnen vinden. Na nog een zoekpoging loop ik even mee om te helpen. 

"Is dit jouw sjaal misschien?" Nee, niet zijn sjaal.
"Hoe ziet jouw sjaal er uit?" Hij brabbelt wat onduidelijks over mama en zijn sjaal, maar ik kan er geen chocola van maken.
"Is dit écht niet jouw sjaal?" Nee, kleine kabouter schudt resoluut zijn hoofd. Dit is écht niet zijn sjaal, hij weet het zeker. 

Ik loop met hem mee naar buiten, neem de sjaal voor de zekerheid toch maar even mee. 
En hij had gelijk, het was \écht niet zijn sjaal. Het was de sjaal van zijn moeder, die hij vandaag om had....




zaterdag 6 februari 2021

Ogen

Ik ben niet de enige. Een echtpaar, allebei op eenzelfde fiets, een man alleen met een fototoestel met grote lens, opa en oma met twee kleinkinderen, twee wandelende vriendinnen, een joggende vrouw.... Allemaal komen we kijken naar het hoge water in de IJssel. Echt druk is het niet, iedereen heeft de ruimte. Een mooie balans tussen geven en nemen. 

Het water steeg wel hoog, maar wonder boven wonder ging Zutphen niet ten onder. Nou ja, het onderste stukje van de kade wel. Wie vandaag op een bankje naar het water wil zitten kijken, moet pootjebaden. Iedereen blijft op de hogere kant staan, op twee vrolijke kinderen in rubberen regenlaarzen na, die in de grootste plas spelen die ze ooit tot hun beschikking hadden.

Ik fiets en loop verder langs de rivier. Overal water. De hekjes, die je normaal open moet doen om in de uiterwaarden te komen zijn nog net zichtbaar., de uiterwaarden opgeslokt door het water. Struikjes zijn waterplanten geworden en de bomen torenen rustig boven de watervlakte uit. Ze weten al lang dat het weer goed komt. Over een poosje zullen ze hun voeten weer kunnen zien. 

En opeens besef ik: hier gebeurt iets bijzonders! Ik zie ogen! Lachende ogen, genietende ogen, contact makende ogen. Ogen met lachrimpeltjes er omheen, glinsteringen erin. Zie je het ook? Mooi is het he? Kijk, dat water! Allemaal apart, maar toch samen, genieten we van de schoonheid van het water. En we kijken elkaar aan. 

In het begin van de maatregelen om Covid in de dammen, viel dat me ook op. Mensen keken elkaar ineens weer aan, glimlachten meer. Welke kant ga jij op? Dan neem ik die andere. Een stille dans met winkelwagentjes in de supermarkt, zonder botsingen en haperingen, gechoreografeerd door de bijzondere situatie waarin we met zijn allen terecht waren gekomen. Maar de laatste tijd mis ik ze, de ogen. Alsof mensen niet alleen hun mond en neus verbergen achter mondkapjes, maar er tot hun wenkbrauwen in weg proberen te kruipen. Weggedoken in zichzelf, contactloos boodschappen doen. Als het mondkapje af gaat, blijft de blik verduisterd. Maar af en toe kruist een blik per ongeluk de mijne, en als ik dan vriendelijk glimlach, lijkt het of mijn ogen de ander aanzetten. "O ja, zó was het, mensen zien..." Ik hoop dan altijd dat ze de glimlach doorgeven aan de volgende, want het is zo nodig. 

Vandaag is niemand weggedoken. Lachende ogen, blozende wangen, genietende mensen. Op afstand, maar samen, verbonden met de ogen.  En ik weet dat het de komende dagen meer gaat gebeuren. Langs het water, in de sneeuw die zal gaan vallen. Mensen die plezier hebben, genieten van hoe mooi het is.

En als de sneeuw is gesmolten... Ach, ik hoop gewoon dat het blijft, die ogen...