Het was druk in de stad. Geen wonder: Sinterklaas was vanochtend met zijn gevolg aangekomenen enthousiast begroet door ongeveer alle kleine gelovige kinderen, hun ouders en mijn 16-jarige dochter met haar vriendinnen. Zoiets gaat in fases.
Eerst geloof je in de goedgeefse heilige, zonder twijels, omdat je niet beter weet, bekijk je hem met diep ontzag en wil je liefst elke avond je schoen zetten in de hoop dat daar iets in komt. Dan komt er een periode van twijfel, gevoed door vroegwijze klasgenoten en eigen conclusies. Een pareltje uit deze periode: "Zijn die pieten nou eigenlijk echt zwart, of zijn ze geschminkt?" "Wat denk je zelf?" "Ik denk geschminkt" "Hmhm, klopt." "O... Dan kan Sinterklaas wel goed schminken zeg!"
Deze periode eindigt in het spannende kennen van "Het grote geheim", een zekerheid die wonderlijk snel even kan verdwijnen als die Sint-Nicolaas zich op aanraakafstand bevindt, en vol bravoure terugkomt als hij uit het zicht verdwenen is.
Er volgt een tijd van mooiweerspelen voor broertjes en zusjes en ander klein grut. Natúúrlijk verraad je niet hoe het zit, bedenk je allerlei manieren om het feest nog mooier en spannender te maken, opzichtig knipogend naar de volwassenen in de buurt, want o, ze mochten eens denken dat jij een van de kleintjes was, een van de beminde gelovigen die nog niet wisten van de mijter en de rand...
Na deze periode, die afhankelijk van het aantal en de leeftijd van broertjes en zusjes best een heel aantal jaren kan duren, ben je vrij om te doen wat je wil. Het hele feest links laten liggen, de gezelligheid met cadeautjes uitstellen tot Kerst, of met vrienden of familie een vrolijke invulling geven aan dit buitenkansje van cadeautjes en lekkers. Niet meer gehinderd door gedwongen voorzichtigheid en verplicht meespelen kun je los.
En dus toog dochter van 16 met haar vriendinnen naar de intocht, net als vorig jaar. Ze zette voor de gelegenheid haar wekker op deze zaterdag, dan is het menens.
Toen ik haar later in de stad tegenkwam, waar ik namens voornoemde heiligman inkopen deed voor een niet nader te noemen persoon uit de familie, bood ze me glunderend een kruidnootje aan. Nee, een hand van Sinterklaas had ze niet gehad, wel van een Piet, en kruidnootjes, en er was een trompetpiet die verdacht veel op haar voormalige scheikundeleraar leek.
We vervolgden onze weg samen, nog even overleggend over wat aanvullende kleine pakjes, schuifelend door overvolle winkels en de bijna net zo volle straten. Ook voor mij is een nieuwe periode aangebroken. Tussen alle geheimzinnigheid door hebben we lol om kleinigheidjes die ik eerder alleen regelde, of met mijn man.
Als we moe door de drukte en de zware tassen besluiten op huis aan te gaan, begint het te betrekken, en nog voor we op de fiets stappen vallen de eerste druppels. Zingend over Pino met zijn paraplu gaan we op weg. We denken allebei aan hetzelfde, en zij zegt het: "Gelukkig hagelt het niet hè mama?"
We schieten in de lach, want juist op dat moment vallen de eerste hagelstenen op onze jassen. We schakelen tegelijk om naar de volgende relativerende modus. Zij zegt: "Het is wél lekker koud.. " En ik:"Gelukkig komt het van achter, we krijgen het niet in ons gezicht"
Dit kind, deze jonge vrouw, wat is ze mooi, wat hou ik van haar...