"Je hebt ze eigenlijk allemaal wel, van die kinderen die je net wat meer bijblijven. Zo'n kind waar je later aan terugdenkt, je afvragend hoe het daarmee is. Zo'n kind dat je extra raakt, omdat er iets bijzonders mee was, waar je een verhaal van hebt. Vertel elkaar dat verhaal, en kijk of je elkaars en je eigen drijfveren er uit naar boven kunt krijgen"
Wat een mooie opdracht voor de eerste studieochtend van het jaar....
Ze zat op een te grote stoel met haar kleine lijf. Een blonde kleuter. naar beneden kijkend naar haar bungelende benen. Ze zat er wel vaker, in de koffiekamer, even af te koelen.
"Hoi, waarom zit jij hier?" vroeg ik.
Ze bleef naar beneden kijken, en mompelde: "Dat moest van juf. Ik had iemand geslagen"
Serieus keek ik naar haar. "Oei, dat is niet de bedoeling. Je weet dat dat ook niet mag in groep 3 als je bij mij komt hè?" Schuldbewust knikte ze. Ja, dat wist ze wel. Ze wist immers ook wel dat het in groep 2 niet mocht, maar soms overkwam het haar. Door wat er gebeurd was miste ze natuurlijke remmingen. Haar hersenen hielden haar niet tegen. Als ze boos was, ging ze door het lint. Als ze verdrietig was, verging de wereld. Daar stond tegenover, dat ze als ze blij was stuiterde, sprong en straalde, als je haar enthousiast wist te krijgen - wat, zoals ik later merkte, meestal niet tijdens de rekenles was - zat ze op het puntje van haar stoel, of stond ze ervoor, en kwam ze met de beste ideeën, en als ze jarig was, dan zong de de aarde waar ze op liep Lang zal ze leven.
Eenmaal in groep 3 ging het regelmatig mis. Ze ontplofte, deed dingen die niet door de beugel konden, schriften werden in boze buien bekrast, klasgenoten gemept. Maar vaker ging het goed. High five, aai over je bol, knipoog. De lijntjes met haar pleeggezin waren kort, de gesprekken prettig en gelijkwaardig. Samen zochten we naar de goede weg.
Dolblij waren zij en haar klasgenootjes met onze uitnodiging. Wat een geluk, als je juf gaat trouwen, net als jij bij haar in de klas zit! Dan mag je komen, de juf in haar mooie jurk zien, voor haar en haar kersverse man zingen in je feestelijkste kleren.
Maar er kwam een kink in de kabel. Ik vertelde het in de klas.
"Lieve kinderen, luister. Jullie hebben allemaal een uitnodiging voor onze trouwdag gekregen. We gaan wel trouwen, maar niet nu. Dicks moeder is heel erg ziek, en we weten niet of ze weer beter wordt. Ze is nu in het ziekenhuis, en als we nu gaan trouwen, dan weten we zeker dat ze er niet bij kan zijn. Als ze beter wordt, is ze nog niet beter genoeg om erbij te zijn, en als ze niet beter wordt, dan zijn we te verdrietig om feest te vieren.
We gaan later trouwen, maar jullie mogen nog steeds komen, ook al zit je dan niet meer bij mij in de klas."
De volgende dag stond er een klein meisje naast mijn bureau. Een meisje met een boek. Ze gaf het aan mij en zei: "Ja, juf, ik dacht... als Dicks moeder nou zo ziek is, dan
is hij vast veel bij zijn moeder in het ziekenhuis. Jij mag dit boek van me lenen, want dan heb je toch nog een Dik bij je."
Dit meisje, dit kind waar we met zijn allen zoveel mee te stellen hadden, gaf me haar nieuwe boek van Dik Trom. Als ze boos was ontplofte ze, als ze verdrietig was verging de wereld. Maar als ze lief was, dan ging ze regelrecht naar binnen, naar het warmste plekje van mijn hart, waar ze nu, na 17 jaar, nog steeds zit.
En onze bruiloft, die is gevierd, mét mijn schoonmoeder, en met twéé groepen kinderen die ons toezongen,
in hun feestelijkste kleren.